Na 3 dagen Malaga-stad verkassen we naar Los Montes de Malaga, waar we op 10 km afstand en 500 meter hoogte neerkijken op deze één na grootste stad van Andalusië. We zien de zee, de haven en realiseren ons dat in de tientallen ‘legoblokjes’ beneden, wel 40 gezinnen of meer dicht op elkaar wonen. Wat we van beneden als een mierenhoop hebben ervaren, is vanaf hoogte een stilleven. Dagelijks parkeren er jongeren uit de stad naast ons die hier de rust zoeken met lekker harde muziek. Soms kunnen we elkaar binnen niet meer verstaan. Omdat irritatie uiten contra werkt, zoek ik in mijzelf begrip voor hun situatie. Ze hebben een hond bij zich en wanneer ik hem water geef drinkt hij gulzig. De jongeren kijken vertederd en dan vraag ik of het een ‘poco suave, porfavor’ kan, waarna de muziek een stuk zachter gaat.
We luisteren vooral naar onze innerlijke stem, maar hebben ook zin aan wat dynamiek van buiten. We staan een nacht op een camping om de laptops te updaten via de wifi en nemen voor het eerst sinds acht maanden een douche. Wahaa, wát een luxe! Een stellage die van bovenaf vele liters warm water laat vallen en waar ik alleen maar onder hoef te staan. Heerlijk! Na een paar minuten tintelt mijn huid van de warmte, wát een sensatie! Beetje zingen in de galmende akoestiek, lekker hoor. Het ontzettende gemak ervaren we als iets bijzonders, toch hebben we het gedoe van een camping er niet voor over.
We zijn nu ruim twee maanden in de provincie Malaga, een gebied dat zo groot is als Drenthe, Groningen en Friesland bij elkaar. Op die ene middag na, toen we weggestuurd werden door de parkranger, zijn we niet meer in een gebied geweest waar de natuur overheerste. Twintig kilometer uit de kust staan we aan een stuwmeer, maar in het weekeind is er daar gigantisch druk. Corona? Dat speelt in een andere galaxy.
Het landschap, lawaai, drukte… overal is de mens bepalend. Met de focus op de enkele natuurlijke elementen redden we ons best in de wereld waar de mens domineert, maar het voedt ons niet. Her en der bloeit er een strookje wilde bloemen zoals koolzaad, borage, papaver, de distel. Geel, paars, blauw, rood… stralend tonen ze wat ze in zich hebben. Ik bewonder hun kracht hoe ze daar zó uitbundig floreren.
Geduldig hebben we gewacht tot de besmettingscijfers laag zouden zijn, zodat de provinciegrenzen zich weer openden. Op 19 maart besluit men om… de provinciegrenzen weer drie weken langer dicht te houden en de cafés en de avondklok uit te breiden. Vermoedelijk omdat mensen tóch al massaal bij elkaar komen. Er overvalt me enige moedeloosheid. Klaas en ik hebben discussies over het overschrijden van de regels, om naar een rustigere provincie te gaan. We zien twee type regels: als eerste zijn er de basismaatregelen om de verspreiding van corona tegen te gaan en als tweede regels die voortvloeien uit het niet volgen van de basismaatregelen.
Ik vind dat we geen goede reden hebben om de regels te breken. Klaas leeft vanuit de houding dat het volgen van het geweten belangrijker is dan regels. Langzaam beweeg ik naar de opvatting dat regels centraal stellen (door ze te volgen of je ertegen verzetten) een kinderlijk standpunt is t.o.v. de overheid als ouder. Die positie brengt met zich mee dat ik me machteloos voel, wanneer anderen de regels niet volgen. Verantwoordelijkheid nemen om een gezamenlijk doel te bereiken is wat er in wezen van mensen gevraagd wordt, dat is volwassenheid. En dat geldt voor veel meer aspecten van samenleven, dan corona alleen. (Strakke) Regels kunnen een middel zijn, wanneer een groot deel van de mensen de verantwoordelijkheid zelf niet kan of wil nemen. De vraag speelt of de politiek zich als een goede ouder opstelt en daarmee volwassenheid bevordert, of dat het beleid juist kinderlijk gedrag stimuleert…?
Gezien ons quarantaine leven, draagt níets wat wij doen bij aan het oplopen of verspreiden van het virus, dus zullen we meer pragmatisch met de regels omgaan en onze bewegingsruimte vergoten. Over kleine bergweggetjes ontvluchten we de drukke kust, richting de provincie Granada. 200 Kilometer lang jakkeren we door de monocultuur van olijfbomen naar de provincie Jaén. Hier zijn de dorpen en steden verrassend leeg, zoals we kennen van het binnenland. We strijken neer in natuurpark Sierra de Andújar, onderdeel van het grotere Sierra Morena. Het staat bekend om haar vele wilde dieren. Wanneer we rond zessen aankomen in het naaldbos is Pinke opgelucht dat haar huisje tot stilstand is gekomen en we eindelijk gaan wandelen. Nog nét kan ik haar behoeden voor de dennenprocessierups, het veel gevaarlijkere broertje van de eikenprocessierups. Op drie meter van de camper kruipt er een sliert van zo’n 7 meter in colonne, neus aan kont. Hun brandharen maakte dat deze diertjes Pinke vier jaar geleden bijna haar leven kostte, omdat ze eraan gelikt had. Wanneer ze er één binnen had gekregen, zou ze binnen het uur gestikt zijn, vanwege de zwelling. Toen werd ze een nacht bij de dierenarts geobserveerd en heeft ze een wekenlange herstelperiode gehad, vanwege de brandwond in haar bekkie. Uiteindelijk is er een stukje tong afgestorven en de bovenkant verschrompeld. Met warmte is het blijvend oppassen, omdat ze met hijgen haar warmte niet meer goed kwijt kan.
De volgende dag rijden we verder het natuurpark in en staan al snel oog in oog met twee reetjes in dikke wintervacht. We parkeren bij het dorpje Virgen de la Cabeza, op een heuveltop in het hart van het natuurpark. Dit bedevaartoord is het heiligdom van een van de beroemdste en meest gevierde maagden van Spanje. De maagd Maria zou hier in de 13e eeuw aan een herder zijn verschenen in de gedaante van een hoofd (cabeza). Gewoonlijk komen het laatste weekeind van april duizenden devote pelgrims hiernaar toe.
Met een zonnetje en 15 graden wandelen we naar de basiliek op de bergtop, waar maar een handvol mensen zijn. Vanaf de poort tot aan de kerk loopt een breed stenen pad, waar een devote pelgrim kruipend ‘de kruisweg’ aflegt, tussentijds stil biddend. In de kerk is een (Spaanse) dienst gaande die buiten te horen is via de luidsprekers. Alles bij elkaar een aparte sfeer. Klaas neemt graag cultuur in zich op en filosofeert over wat religie heeft betekend in de ontwikkeling van de mensheid. Met zijn duiding is het voor mij ook van waarde om zo nu en dan deze kant van het bestaan in me op te nemen.
We overnachten tussen de steeneiken en dennen aan de rand van het dorpje, om de kans op wegsturen te minimaliseren. ’s Avonds hoor ik zacht krijsen. Mijn oren zijn gespitst en het komt dichterbij. Ineens zie naast de camper drie donkergrijze wilde zwijnen met wel acht jonkies, die een bruine vacht hebben met horizontale lichtbruine strepen. Wat een toffe verrassing!

Ik verdiep me wat meer in het wilde zwijn, ofwel het everzwijn. ‘Wilde zwijnen leven in groepen die rotten worden genoemd en bestaan uit twee á drie vrouwtjes met hun jongen, frislingen genoemd van een/ twee jaar. Enkel de vrouwtjes zijn sociaal, mannetjes leven alleen. De camouflerende vacht van de frislingen wordt ook wel zwijnenpyama genoemd. Wilde zwijnen zijn schuwe dieren en laten zich niet gauw overdag zien, maar zijn in de schemering en 's nachts actief. Zij hebben een scherp gehoor en goed reukvermogen, maar kunnen slecht zien. Zij zijn alert, bij het geringste geluid, beweging, of geur, rennen ze weg. De grootste kans om ze in het bos te vinden is in het voorjaar en de zomer, wanneer de zeugen met biggen veel op stap zijn om voedsel te zoeken en daarbij de grond om te woelen.
Tot onze verrassing is het vanaf hier heel aardig wandelen. Rondom het dorpje is er veel kaalslag voor kamperende pelgrims, maar daarbuiten hebben we toegang tot het schitterende natuurpark. Het is heel divers met stukken naaldbomen, dan weer eiken, maar geregeld ook open vergezichten op valleien en rotswanden.
Het is overweldigend lente. Er zijn vele nuances groen, overal bloeien struiken en bloemen, de lavendel heb ik nooit eerder in zo’n prachtige kleur paars gezien en het zoemt er permanent van de insecten. We zitten samen stil op grote keien rond te kijken, ons te laven aan de natuur. Het latente ‘wachtgevoel’ van de laatste twee maanden is verdwenen en we gaan geboeid op in onze beleving. Wentelend in de verstilling van luisteren, kijken en voelen. De windvlagen, vogelgeluiden, de zon en schaduwen, al die verschillende kleuren, blikken in de verte, details dichtbij... De gewaarwording van gedachten die komen en weer weg drijven. Opgaan in het voorbeeld dat de ongerepte natuur geeft: niks nastreven, najagen of ontkennen, maar aanwezigheid.
Het vinden van drinkwater is hier lastig. Op weg naar een verlaten gebiedje net buiten het beschermde natuurpark, is een bronnetje met een mager straaltje. We rijden een onregelmatig heuveltje op tot vlakbij de bron en doen er een uurtje over om onze watervoorraad aan te vullen met zestig liter. Bij het wegrijden hangt de camper gevaarlijk scheef, waarbij hij soms op drie wielen hangt. Aiii, iets teveel risico genomen, maar het geluk is aan onze zijde en we komen er heelhuids weg.
Dan rijden we drie kwartier over een slingerweg en nemen de afslag naar een weggetje van drie meter breed, met een heel slecht wegdek. Ik kan er max. 20 km p/u rijden vanwege de gaten en hobbels. Over negen km doen we nog eens een half uur. Dán komt er nog tien km onverharde weg vol kuilen, waar we een uur lang tussendoor slingeren met max. 10 km p/u. Tegen vieren lunchen we maar ergens langs de kant van de weg. En… alsof we op safari zijn zien we zomaar een kudde edelherten. Op de elanden na het grootste herten van Europa.
Dat belooft veel goeds.
We markeren op de navigatie goeie parkeerplekken voor de terugweg en hobbelen verder tot de weg stopt bij het langgerekte stuwmeer ‘Embalse del Jándula’, tussen de steile heuvelhellingen. Er is een 240 meter langer dam en een van de oudste waterkrachtcentrales van Spanje. Met een speurende blik op de hellingen ontdek ik de Iberische steenbokken, terwijl Klaas geïntrigeerd het bouwwerk bekijkt. 1000 Werknemers realiseerden met kar en paard de 87 meter hoge dam, tussen 1923 en 1932. Iets hoger ligt een ruïne dorpje waar de 1000 gezinnen woonden, in totaal zo’n 3000 mensen, omdat de stad veel te ver was om op en neer te gaan. Naast vele kleine huisjes waren er stallen voor de dieren, moestuinen, maar ook een kerk en zelfs een theater. We beleven dit gebied heel verschillend. Ik zie de verlaten ruïnes, Klaas loopt door een bruisende geschiedenis.


De hobbelweg terug zullen we steeds kleine stukjes verkassen, om te speuren naar de diverse soorten wild die hier leven. Vooral hopen we een blik te vangen van de zeldzame Iberische Lynx...
‘Jawel, de volgende keer meer over alle dierenvriendjes
uit het Grote Dierenbos.’