Spring naar inhoud

Natuurlijke eenvoud

Na onze ervaring met het dieren spotten in zuid Spanje, en de bijzondere ontmoeting met de Iberische lynx, zie ik uit naar het leefgebied van de bruine beer. Deze leeft in natuurpark Adamello-Brenta, ten zuidwesten van Bolzano.Met voor 2-3 weken aan boodschappen rijden we op de gok dit natuurgebied aan de noordkant binnen. Via krappe straatjes in kleine dorpjes en door uitgestrekte appelboomgaarden, bereiken we een smalle asfaltweg, die tussen de naaldbomen 11 km lang omhoog zigzagt. Het is eind van de middag en we hebben nauwelijks tegenliggers, wat betekent dat dit een rustig gebiedje moet zijn. De asfaltweg gaat over in een onverharde, hobbelige weg en die herkenning voelt goed! Met 10 km p/u hobbelen we nieuwsgierig verder en ineens staan we voor een schitterende groene vallei, omzoomd door sparren. De serene rust die er heerst geeft me kippenvel. Er is een parkeerruimte en als enige staan we daar te midden van al die kleuren groen. We laten stil deze weldaad op ons inwerken.
LINK PANORAMAFOTO'S

Vooral de eerste dagen voelt het als een groot cadeau dat zo’n lieflijk, vredig, natuurgebied weer ons pad heeft gekruist. We prijzen ons gelukkig met de waterbronnetjes die overal zijn, wat vaak de reden is om verder te trekken.
De schoonheid van het eenvoudige, vrije leven!
Dit gebied bestaat uit stukjes naaldbos, waarachter rotsachtige bergwanden opdoemen. De bospaden worden afgewisseld met de meest lieflijke alpenweitjes, waar de lila bloeiende herfsttijloos verspreid door het grasgroene tapijt heen groeit. Vlinders in de kleuren wit, bruin, geel en blauw vliegen in de vallei nAdonisblauwtjeaar bloeiende kruiden in de kleuren roze, paars, blauw, wit en geel. Dit is hemels voor een kleurliefhebber zoals ik!

Her en der in het gebied liggen snoezige berghutjes, waarvan sommigen onze woonfantasie hevig prikkelen. Houten hutjes van zo’n 12m2 groot, met natuurstenen buitenfornuis op hout gestookt en robuuste picknicktafels uit halve boomstammen van eigen grond. Geregeld gaan we er zitten mijmeren. Op gepaste afstand staat dan een houten wc huisje met schepje en een bergje aarde.
Verscholen tussen de bomen treffen we een klein, open bergkappelletje, of worden we zomaar verrast door een prachtig uitzicht op de dorpjes in het dal zo’n 1000 meter lager. Al lopend worden we uitgedaagd om onze comfort zone iets te verleggen, soms gedwongen omdat we lichtelijk verdwaald zijn.

De ochtenden beginnen met een wandeling van 1,5- 2 uur waarbij we onze zintuigen openen voor de natuur en haar dieren.
Vanuit die verbinding richten we daarna onze aandacht op de onderzoek- en schrijfprojecten waar we al jaren mee bezig zijn. De combinatie van natuur en verdieping geven ons ontwikkeling en vervulling. Wat een rijkdom dat we geen slaaf meer zijn van de klok, dat we vrij zijn van de prestatiemaatschappij, waarbij consumptiedrang de opgelopen spanningen moet compenseren. Wij zien dat als een doodlopende weg, waaruit we bevrijd zijn.

Al reizende wassen we onszelf ouderwets uit een teiltje, maar dit paradijs vráágt om een buitendouche. Gewoonlijk koken we water in de theeketel, wat een efficiënt gebruik is van en gas, en met vijf liter water zijn we beiden gewassen. Nu gebruiken we het boord-boilertje, die in een uurtje 10 liter warm water heeft. Midden op de dag is het buiten 15 graden, zonnig met een fris briesje. Op de stenige ondergrond leggen we ons zanderige deurmatje, dat meteen kan schoonspoelen. De één bedient binnen de keukenkraan, terwijl de ander door het open raam de uittrekbare douchekop heeft en het warme water over het hoofd omlaag laat stromen. Het voelt kwetsbaar en vrij om daar zo bloot te staan. De kraan gaat even uit om huid en haar te wassen. Brrr, koud. Ondertussen bereikt mij de geur van gras en naaldbomen. En dán...  is het warme water op het lijf god-de-lijk! De combinatie van warm en koud is zo’n tintelende sensatie! Snel afdrogen en dan nagenieten in de zonverwarmde camper bij 24 graden. Het voelt zo bruisend om bewust deze basale elementen te ervaren, die in een huis zo vanzelfsprekend zijn. De contrasten van koud- warm, buiten- binnen en kwetsbaar- vrij geven een euforisch gevoel van léven!

Voor nieuwe wandelingen en uitzichten hoppen we om de paar dagen met ons huisje een paar kilometer verder, richting de top van de Monte Peller op 2320 meter. Naast wat houtboertjes komen hier vooral natuurliefhebbers. Gemiddeld passeren er zo'n vijf keer per uur een voertuig, maar geen campers. Er zijn ook nergens verbodsborden. Wij zijn blij dat onze bus een vriendelijk uitstraling heeft, waar mensen met een glimlach een foto van maken, want we staan toch met deze behoorlijke bus op kleine parkeerplaatjes in de natuur.
Opvallend is dat de jagers hier veelal jonge mannen zijn, met toewijding aan de natuur. Ze trekken er in hun eentje op uit, lopen behoedzaam en we horen weinig knallen. Het scheelt voor mij natuurlijk ook dat we niemand met een slachtoffer zagen terugkeren. Tot nu toe zijn we bekend met de jacht in Spanje, waar oude mannen groepsgewijs, met agressieve honden een omgeving uitkammen, waar wild in een ongelijke strijd beland. Daar werd zoveel geschoten, dat het soms beangstigend was of we niet per ongeluk werden neergeknald. Dat komt daar geregeld voor, hoor. Na het jachtseizoen vindt een aanzienlijk deel van de jachthonden de dood door een kogel of door verhongering…

Op een nieuw plekje tussen de bomen kunnen we makkelijk brandhoutjes rapen. Daar hoopten we op, want we hebben niks bij ons. Oostenrijk (en ook Zwitserland) zijn zéér streng op overgewicht van de camper. Best logisch, want op de bergwegen is de combinatie overgewicht en snelheid een gevaar.
Vanwege de schaduw hebben we het sprokkelhout ook nodig, want de nachten zijn zo’n 9 graden en bij ontwaken is het binnen maar 12 graden. Het is een fijne sensatie dat het houtkacheltje ons huisje in een kwartier weer lekker opwarmt. Dat we zelfvoorzienend zijn voelt heel onafhankelijk van een maatschappijtype waarin we ons niet thuis voelen. We zien veel mensen erin klem zitten, omdat ze gedwongen zijn daarin te functioneren, terwijl het tegen hun natuur in gaat.

In de Dolomieten-regio is er iets opvallends gaande: nérgens zijn er afvalbakken, ook niet bij de vele picknicktafels of parkeerplaatsen en tegelijkertijd is er (nagenoeg) geen zwerfafval. Mensen nemen gewoon hun afval mee naar huis. Wanneer zorg voor de natuur van binnenuit komt is ook weinig controle nodig. In Spanje staan overal vuilcontainers én toch is het daar vaak een troep. Overheidsvoorzieningen als een netwerk van afvalcontainers en strenge controle lijken een afname van eigen verantwoordelijkheid te bewerkstelligen.
Wel hebben we één nadeeltje: ook in de bewoonde gebieden kunnen we bijna nergens ons afval kwijt. De vuilnisbakken die er zijn zitten vaak op slot. In stadjes gooien we kleine beetjes weg in de vuilnisbakjes in het park. Voor nu betekent het dat we deze weken het afval opsparen in de hoop dat we op de parkeerplaatsen aan de tolwegen onze ballast kwijt kunnen.

In het begin lijkt het landschap uitgestorven, maar wanneer we er oog voor krijgen zien we torenvalken, groenlingen, de kruisbek en steeds weer horen we de zwarte specht om ons heen. Reeën, eekhoorntjes en een adder laten zich zien. En vossen! Niet een schuchtere glimp, maar vanuit ons mobiele observatiehuisje krijgen we meerdere keren een volledig schouwspel in de weide: sluipen, kijken, zitten, speuren tot het springen, vangen en verorberen van een prooi…
Maar geen bruine beer. Eind van de middag is de kans groter dat beren actief zijn en opnieuw zijn we zomaar twee uur verder tijdens die speurtochten. Ik luister en kijk ik aandachtig tussen de bomen. Klaas kijkt meer naar de grond en drie keer ontdekt hij berenpoep. Op 100 meter van de camper en zo vers dat hij echt ons pad gekruist moet hebben, alleen niet op hetzelfde moment op de dag!
In dit gebied waren nog maar 4 wilde beren over. Om de soort voor uitsterven te behoeden zijn er rond het jaar 2000 uit buurland Slovenië, 13 beren hier uitgezet. Inmiddels hebben zij zich vermenigvuldigt tot zo’n 90 stuks. Beren zijn ontzettend mensenschuw en ruiken heel goed, dus we moeten geluk hebben. Wanneer we ons kalm uit de voeten maken bij een ontmoeting, hoeft de bruine beer niet gevaarlijk te zijn. LINK: Grote beer achtervolgt 12 jarige jongen in Italiaanse Alpen.
We zitten nog een half uurtje in een houten spottershutje op palen tussen de boomkruinen, maar we kunnen nog niet de rust opbrengen om daar uren te blijven kijken.

Hoe hoger we komen, hoe steiler én smaller het weggetje wordt, soms vlak langs een verticale rotswand tientallen meters de diepte in, een tegenligger zou een probleem worden.
Op 1900 meter houdt de weg voor de camper zo’n beetje op. We parkeren naast een vol parkeerplaatsje, met een prachtig panorama uitzicht. In de vroege ochtend gaan we te voet een steile helling op tot boven de 2000 meter. Terwijl we achter ons 1300 meter lager het dal zien met meerdere dorpjes, hebben we vóór ons weer een indrukwekkend uitzicht op robuuste bergentoppen, zover we maar kunnen kijken. De hoge rotswanden gaan over in een grasvlakte waar wij het wandelpad volgen en een paar koeien vrij grazen. We lopen aan de rand van een struik-  en kruiden strook, die over gaat in naaldbos de diepte in, waar 800 meter lager een bergmeer ligt. Na een paar uurtjes lopen, zitten en waarnemen, is het aantal wandelaars toegenomen. Met de volle zon op de open vlakte wordt het warm, dus keren we terug naar ons huisje voor een heerlijke kop koffie.

In etappes hobbelen we de onverharde weg terug.
Als het brood op is gaan we over op zelf bakken. Alleen het bakmeel blijkt oud. Zelfs met extra gist wil het brood niet meer rijzen, waardoor het eindproduct een rouwe deegworst is met harde korst. Maar de smaak is nog goed. In een wereld waarin 150 miljoen mensen door armoede met de dood bedreigd worden, vinden we het ridicuul om eten weg te gooien. Klaas begint met uitprobeersels van dit oude broodmeel: de rouwe deegbal roosteren in plakjes, pannenkoeken, chapati… Vooral de dagelijks gebakken chapati met zelfgemaakte sinaasappeljam smaken prima. Maar met tomatensaus en gebakken groenten is het ook een traktatie bij de lunch.

We hebben deze weken nauwelijks mobiel bereik. Meer afstand van ‘de wereld’ doet me goed. Internet is naast een mooi medium, ook een afleidende prikkel. Vanuit verlangen naar meer gevoelsverbinding neem ik me voor om de beperkte toegang tot internet erin te houden. Hier in de groene vallei is er wonderwel weer een zwak signaaltje, voor wat mailwisseling en een reisblog.

We hebben zo’n 3% van dit natuurgebied gezien. Het weer slaat om richting herfst. Er valt vaker regen en nevel hangt tussen de boomtoppen. Het kwik begint te dalen naar 12 graden. Met ook een voorraad brandhoutjes aan boord, gaat het afval in de weg te zitten én vers brood begint te lonken. Na nog een verkwikkende buitendouche in de laatste zonnige uurtjes, dalen we voldaan af naar de bewoonde wereld.
Elke honderd meter lager is 1 graad warmer. De temperaturen op zeeniveau voorspellen nog een week zo'n de 30 graden, véél te warm voor ons. Maar… bij Venetië staat een wonderlijke koele luchtstroom en daar is het rond de 23 graden! Dus als echte nomaden trekken we met het weer mee en die brengt ons naar de kust en… ‘de drijvende stad’.