De Italiaanse oostkust afzakkend rijden we de langgerekte regio Puglia in, naar Nationaal Park De Gargano in ‘het spoor van de laars’. Een bossige uitstulping aan de Adriatische zee, met rotsachtige kust en strandbaaitjes. Bij héél veel weggetjes staan borden met ‘verboden voor campers’, wat signalen zijn dat deze hier in de zomer massaal rondrijden. Lang zoeken we naar een manier om tóch bij een stukje kust te komen. Wanneer we het bijna willen opgeven, lukt het toch. We parkeren op een stuk rots, met jonge, frisgroene naaldbomen. Na wat speurwerk blijkt dat hier 14 jaar geleden een dodelijke bosbrand is geweest. Mensen moesten alles achterlaten, zwemmend door de rook, langs de grillige rotsen naar een volgende baai, tot ook daar het vuur naderde. Een beangstigend beeld. Het zwart verbrande gebied heeft nu een zeer vruchtbare grond. De helder groene kleur gecombineerd met het zicht op een azuurblauwe zee is schitterend.
Geitenhoeder Antonio trekt met zijn kudde langs onze camper. Hij spreekt een klein beetje Duits, want hij heeft een aantal jaren in Duitsland en in de Rotterdamse haven gewerkt. Nu moet hij rondkomen van een mager pensioen. Wanneer het gesprek op de levenstandaard van het huidige Italië uitkomt, verstommen wij. Ik voel schaamte dat ik een Nederlander ben, vanwege de arrogante, gierige houding van politici als Hoekstra en Rutte, ten aanzien van de zuid Europese landen. Antonio verdient nu wat bij door kaas te maken van de melk van zijn geiten en olijfolie uit dit gebied.
Vanaf begin oktober zijn alle strandtentjes en duizenden parasols van de stranden verwijderd. Een meer natuurlijke sfeer treedt weer op de voorgrond, mede door de laagbouw tussen de naaldbomen. Het is uitgestorven. We wandelen er in ons eentje! Zo heerlijk rustig hebben we in Iberië nooit een kust meegemaakt. We wandelen van baaitje naar baaitje. Spontaan stuiten we op een (afgesloten) grot uit het bronstijdperk, 3000-4000 jaar v. Chr.
Aan de overkant liggen de eilanden van zuid Kroatië. Een keer de route door de Balkanlanden nemen naar Griekenland, is een aangenaam prikkelende toekomstfantasie.
De Adriatische zee toont zich in verschillende weersomstandigheden. Eerst zitten we met een zonnige 20 graden aan een azuurblauwe strandbaai met witte branding. Wanneer door een toename van wind, ook wolken komen, zien we een schouwspel van kleurvlakken: bruingroen bij de omgewoelde stranden met een scherpe overgang naar azuurblauw, waarover zwarte wolk-schaduwen, bewegen.
In de verte zien we een mist van regen onze kant optrekken. De wind neemt toe, schuimkoppen op zee en golven bonken in de onderzeese grotten. Als de regenwolken boven ons openbreken doen de scherp afgetekende zonnestralen de woeste, grijze zee zilverwit oplichten. Heldere regenbogen stijgen op uit het zeewater, om er verderop weer in verdwijnen. Een fenomenaal kleurenspel.
In onze wandelbaai spoelt een van de grootste en zwaarste soort zeeschildpad aan van één meter lang en zeker meer dan 100 kg. Deze dikkopschildpad staat bekend om zijn krachtige kaken, waarmee hij voornamelijk zeebanket eet. De bodem van de Adriatische zee is de meest vervuilde van Europa, waardoor meer dan de helft van de zeeschildpadden hier plastic in hun lijf heeft. Het bemoeilijkt de vertering van voedsel, omdat het veel plaats in de darmen inneemt. Alhoewel deze schildpad tot één van de meest wijdverspreide soorten ter wereld behoort, wordt ook deze soort in zijn voortbestaan bedreigd.
Ons drinkwater is bijna op. Nergens kunnen we een watertappunt vinden. De enige oplossing is om naar de kuststad Vieste te rijden. Volgens de park4night-app staat daar een fonteintje met drinkwater… aan het einde van een smal, 400 meter lang, doodlopend straatje, vol met geparkeerde auto’s. Tja, logisch dat het voor ons verboden is om daar in te rijden.
Lopend 120 liter water tanken beoordelen we als ondoenlijk en dus… rijden we toch het straatje in. We wurmen ons langs de open wagen van een groenteman. Meerdere Italianen roepen en gebaren dat we hier niet in mogen. Schuldbewust gebaren we ‘sorry’… maar we rijden heel langzaam tóch door. Door het open raampje gebaar ik ‘drinken’ en wijs ik naar de fontein in de verte en leg uit: ‘agua’. Het gemopper verstomt. Voor de stadspoort kunnen we even parkeren, om in snel tempo met 8-liter flessen de watertank te vullen. Keren kan niet, dus ik rijd heel langzaam achteruit terug, waar achteropkomende auto’s moeten uitwijken in hoekjes tussen andere auto’s.
De meest heftig protesterende man is ons nu heel behulpzaam en wijst aan door welk steil straatje we weg kunnen komen. De Italianen houden zelf totáál niet van regels, dat hebben wij ook gemerkt, dus alles is vergeven en vergeten. We bedanken de man en vriendelijk lachend zwaait hij ons uit.
Blij met het drinkwater en nagenietend van zo’n goed afgelopen avontuurtje, vervolgen we de kustweg op dit schiereilandje. We vinden parkeerplekjes op de rotskust, pal aan zee met mooie uitzichten tussen de naaldbomen, maar voor wandelen is dit gebied niet bedoeld. Ó-ver-al hekwerken. Alles is ingenomen door het toerisme, dat de helft van het jaar gesloten is vanwege het winterweer. Op het enige bospad dat we nog vinden, toont Pinke dat ze het saai vindt: nérgens een dierspoortje meer te bekennen in deze gevangen natuur. Ze stopt voortdurend en kijkt achterom: ze wil terug. Langs de weg ligt tenminste zwerfafval waar ze in kan neuzen.
Ons plan om de ‘hak van Italië’ in te gaan laten we varen. Deze regio heeft 700 km kust, maar dat is ingericht op het opkomende toerisme. Het andere nationale park van de regio is 700 km2, maar heeft nog zo’n 10 stukjes bos van gemiddeld zo’n 10 km2. De overige 600 km2 van dit ‘beschermde natuurgebied’ is állemaal landbouw. De kale gronden zien er droog en verschraald uit.
Wanneer we in één van de kleine stukjes bos staan, zijn de meeste naaldbomen bruin. Overal staan waarschuwingsborden dat ze op omvallen staan en zo zien ze er ook uit.
De armoede in zuid Italië schokt ons. Bij de steden zijn de wegen gruwelijk slecht: één mozaïek van brokkelig asfalt, waar zomaar een groot stuk uit ontbreekt. Het lukt niet altijd om goed om de gaten heen te slalommen, dus stuiten en bonken we geregeld op onze banden..
Vluchtstroken worden gebruikt om massaal afval te dumpen en het ligt overal naar toe verwaaid. Aan een zwaar vervuilde weg zitten om de 300 meter netjes opgemaakte, jonge vrouwen: geld verdienen door een wip in de olijfboomgaard met vrachtwagenchauffeurs. Een ontiegelijk triest beeld.
Een vrachtwagen voor ons rijdt over de vluchtstrook vlák langs zo’n jongedame. Hij toetert. De vrouw schikt vloekend op, in de zandwolk die over haar heen stuift. Of hij heeft geen respect, óf ze zitten er levensgevaarlijk… Ik weet niet wat erger is.
Wild kamperen met een camper maakt dat je zovéél meer van een land ziet. Wie een vliegtuig pakt voor een ressortvakantie aan de Middellandse zee, heeft geen idee in welke economische situatie mensen zich bevinden.
Ons jaarlijkse euvel met de koelkast dient zich weer aan. He, bah! Het gas slaat niet aan. Koude dagen en nachten redden onze voedselvoorraad. Dankzij de overnachtings-apps vinden we een particulier waar we in de boomgaard mogen staan. Geen registratiegedoe, de sleutel van het hek wordt ons toevertrouwd, 10 euro per nacht inclusief wifi en stroom en er is maar één ander camperbusje. Een particulier blijkt voor ons een véél prettigere oplossing dan een camping.
Op stroom komt de koelkast langzaam weer op temperatuur. We manoeuvreren ons prima om de koelkast middenin de camper heen, terwijl Klaas alle gasonderdelen reinigt. In lichte spanning wachten we af of we de rest van de reis een koelkast hebben of niet. En… hij doet het!
Onze tandarts had ons de plaats Matera getipt. Deze stad van ruim 11.000 jaar oud, is beroemd om de zogenaamde Sassi, grotwoningen. Het verhaal gaat dat de rotsen op de plek waar nu Matera ligt vanaf de achtste eeuw dienst deden als schuilplaatsen voor kloosterlingen die gevlucht waren uit het Byzantijnse Rijk. Langzamerhand hakten zij meer en meer ‘woningen’ in de grotten uit en ontstonden er zelfs kloosters en kerken in de rotsen. De Sassi werden tot 1952(!) nog door zo’n 35.000 mensen bewoond, gemiddeld zo’n 9 mensen per woning. De mensen leefden vaak samen met hun dieren in dezelfde ruimte. In verband met de slechte hygiënische en sanitaire omstandigheden en het hoge sterftecijfer verbood de Italiaanse regering in de jaren vijftig om er nog te wonen. Eerst werd het een spookstad en inmiddels mag je in een grotwoning trekken, op voorwaarde dat je de woning renoveert.
We lopen er gefascineerd rond. Klaas verbeeldt zich hoe ze hier door de tijd heen woonden. Ik zie vooral hoe enkele hippe mensen er nu leven… Ieder met onze eigen blik hebben we veel uit te wisselen. Vooral de ruimte in de grotwoningen zelf prikkelt onze beider fantasie: ook een manier van wonen ín natuurlijke elementen.
Na zoveel gezien en ervaren te hebben komen we tot rust aan de Ionische zee, in de hele grote inham tussen de hak en de voet van Italië. Een kleinschalig toeristisch gebied, met een alternatieve, kunstzinnige sfeer. Ook hier is alles gesloten en rustig. Zon, 24 graden, blauwe zee en meeuwen. Elke dag drinken we onze koffie op het stand, waar Klaas even zwemt in het warme water.
De boulevard slingert tussen het strandzand en de verwilderde planten door. De lokale ouderen houden er wandelend hun conditie op peil en al snel worden we dagelijks begroet als bekenden.
Nog nergens hebben we politiecontrole gehad. In Iberië was het risico om weggestuurd te worden lichtelijk stress gevend en daarvan voelen we ons hier bevrijd. We zijn niet de enige die daar blij mee zijn, want er wordt ‘s nachts gedeald achter op het parkeerterrein. Maar ze zien een hippiebus en ‘alle Hollanders zijn Amsterdammers en die doen niet moeilijk over drugs’.
Zoals verwacht is het weer tijdens de Italiaanse wintermaanden wisselvalliger dan in Spanje. Zonnige perioden zullen elkaar afwisselen met regen en lagere temperaturen.
Net voor we de boot naar Sicilië willen nemen teistert een lage drukgebied de zuidelijke provincies van Italië en voorál Sicilië heeft te maken met overstromingen. Klimaatveranderingen hebben in Italië het meeste impact op Sicilië. Deze zomer werd het 49 graden en het aantal tropische stormen neemt toe.
Aan de westkant van Calabrië, op 15 km van de veerboot, wachten we af. Op een 600 meter hoog uitzichtpunt over de Tyrreense zee, zien we spectaculaire luchten van bijna zwart boven Sicilië tot blauw in het noorden. Gelukkig kunnen we er ook nog mooi wandelen. Wij worden gespaard, omdat de 1500 meter hoge uitlopers van de Apennijnen tussen ons en de storm in liggen. Eén dag hebben we windkracht 6, mist, regen en 10 graden. Een dag later kunnen we bij 22 graden onder een zwaar bewolkte hemel, rustig de 20 minuten durende boottocht nemen, naar de stad Messina op Sicilië. Op dit eiland wonen we de komende vier maanden. Een apart idee.