Spring naar inhoud

De stem van de natuur

De ruimte nemen om veel op mezelf te zijn doet me goed. Tijdens wandelingen langs het wetland of door het bos naar het kruidenrijke landschap gaan er allerlei emoties door me heen. Ik laat het maar gebeuren, zonder censuur. Het voelt zacht om die impuls te volgen, ook al zijn de emoties nog zo rauw.
Al met al ontroert het me dat ik mijzelf het teruggetrokken zijn zó onvoorwaardelijk gun, zonder dat ik weet waar het toe leidt. Het alleen zijn voelt nu helemaal niet eenzaam, maar juist geborgen, als thuis zijn in mezelf. Emoties en gevoelens zijn zo sensaties van een rijk leven.

Uitkijkend over ons toekomstige weideland overvalt me ineens de gedachte: ‘Oei-oei, wel een hele grote lap grond!’ De conditionering dat ik iets moet dóen met die grond maakt me onrustig. Tot ik me realiseer dat de natuur zich al honderden-miljoenen jaren redt. Pas zo’n 10.000 jaar vindt de mens dat zij de natuur moet beheren, wat eigenlijk neerkomt op beheersen… controleren.
De gedachte tackelen dat ‘ik iets móet doen’, is een uitdaging waar ik me op verheug. Bij de behoefte om in de natuur actief te zijn, mag ik me afstemmen op wat het natuurlandschap kan gebruiken, wat voornamelijk betekent menselijke invloeden herstellen.

De grond en aanwezige kruiden bestuderend, ontdek ik dat 2 van de 2,3 hectare in de noodzakelijk verschraalde staat is, door goed maaibeheer. Dit komt doordat het perceel sinds 2011 de natuurbestemming ‘kruiden- en florarijk grasland’ heeft. Ik stuit op een onderzoek dat precies de huidige grassige staat beschrijft zoals ons perceel, waarin de ontwikkeling van biodiversiteit stokt. Oplossingen worden gezocht in ploegen of weer ándere grassen zaaien, vermoedelijk voornamelijk bekeken vanuit de praktische haalbaarheid voor boeren, als landbeheerder. Ik verdiep me in andere vormen die de bodemstructuur intact houden, misschien minder efficiënt, maar wellicht effectiever op de lange termijn.
Als ik mijn verlangen naar een inheemse bloemenweide met grote biodiversiteit volg, dan zou het kruidenrijke grasland 1 of 2 keer per jaar gemaaid, gedroogd én afgevoerd moeten worden. Daarvoor zou ik een (natuur)boer kunnen vragen. Gratis maaien, in ruil voor de opbrengst. Daarna kan ik het inzaaien met ratelaar, een inheemse gele bloem die parasiteert op grassen en zo ruimte geeft aan bloemzaden om te ontkiemen.
Wandelend door Drentse natuurgebieden beleef ik nu een extra dimensie: één-grote-levende-zaadbank! Ik ontdek een enorme creativiteit hoe al die zaadjes op zo'n ingenieuze wijze zijn 'ingepakt'!

Deze doorleefde passie voor de natuur is ongekend voor mij. Een nieuwe wending kan dus op elke leeftijd gebeuren. Ik ervaar aan den lijve Klaas zijn uitspraak: ‘Na je 50ste wordt het leven alleen maar leuker’. Toch kan ik best begrijpen dat mensen mij mogelijk als 'een raar kruidenvrouwtje' gaan zien. Dat zou ik 20 jaar geleden wellicht ook gedacht hebben. Toen ik dit aan een vriendin vertelde keek ze me afkeurend aan en zei: 'Dat is juist een geuzennaam!'

Het kruidenrijke landschap, de boomsingel, slootkanten, kikkerpoel en de naastliggende bossen zijn allemaal verschillende biotopen, die bijdragen aan variatie in biodiversiteit. Via een geliefde fietsroute aan de zuidkant is er een tweede toegang naar het perceel. Voor de camper niet toegankelijk, want er ligt een omgevallen grauwe wilg, overwoekerd door wilde kamperfoelie. Daarin woont een vogelfamilie, waarvan de vier jongen pas eind juni uitvliegen.

Hier is een stukje grond van zo’n 3000m2 begroeid met brandnetels, kleefkruid, distels en pitrus. Ik onderzoek hoe ik deze vruchtbare, stikstofrijke grond toch kan verschralen tot bloemenweide… tot ik me realiseer dat deze grond vraagt om iets heel anders! Hier gaan de hoge bomen van het bos plots over in weideland. Onbedoeld ontstaat het idee om er een eetbare bosrand te creëren. En dan... gaat een wereld van permacultuur voor me open! Wauw! Zóveel nieuwe kennis en ik weet nog zó weinig: successie in de plantenwereld, mulchen, sinusbeheer, polyculturen… Onzekerheid en opwinding gaan beiden door me heen, alsof ik weer opnieuw naar school ga. Maar nu mag ik spelend leren en de enige toets is de praktijk. Het maakt mijn levenszin weer sprankelend.
Permacultuur gooit alle grondbewerking overboord en gebruikt de natuurlijke processen. Een eetbare bosrand is een onderhoudsarme, duurzaam en biodiovers bos-ecosysteem.
Ineens komen er stekjes en uitlopers van oude plantensoorten op mijn pad. Het lijkt me vervullend om opbrengst te genereren voor allerlei soorten dieren, waaronder de mens.

Op de Veluwe hebben we een kampeerweekeind met Klaas’ zijn (klein)kinderen. Het lukt me om samenzijn af te wisselen met ruimte nemen voor mijn eigen energiestroom; op mezelf in verbinding met mijn liefde voor de natuur. Het weekeind wordt abrupt afgebroken wanneer we de tweede avond naar bed gaan en Klaas ineens hevige hartkloppingen krijgt, tot wel 180 slagen p.m. Na overleg met de doktersdienst moet hij met de ambulance naar het ziekenhuis. Het is verwarmend om van Klaas’ (schoon)kinderen zorg en betrokkenheid te ervaren, voor zowel Klaas als ook voor mij.
De ambulance volg ik met ons mobiele huisje, waardoor ik (opnieuw) heel praktisch voor het ziekenhuis kan verblijven. Op de Harthulp wordt boezemfibrillatie vastgesteld, een veel voorkomend euvel bij zijn leeftijdsgroep. Met medicijnen wordt zijn hartslag vertraagd, tot de volgende dag met een stroomstootje, onder lichte narcose, zijn hart gereset kan worden.
‘s Nachts om vier uur duik ik m’n mandje in, waar Pinke Klaas zijn plekje inneemt.
Vijf dagen later doet Klaas’ hart het nog eens dunnetjes over. Op de Eerste Hulp lost deze keer een pilletje de ritmestoornis op. We hebben nu een voorraad van die pilletjes mee en door flinke medicatieveranderingen lijkt het euvel voorlopig opgelost.

De woningen rond het bos-atelier zijn leeg en dat is lekker rustig. We snoepen van wilde bosbes, frambozen en bosaardbeitjes. We delen het met de lijsters en de muisjes. Als ik ’s ochtends het gordijn open schuif spelen twee jonge eekhoorns tikkertje pal voor het camperraam. Een Vlaamse gaai plukt een kikker uit de drinkvijver en gaat hem voor onze neus open pikken. Ai, dát vond ik altjd lastig om te zien. Als hij aan een tweede kikker wil beginnen grijp ik in: 'Eén per dag, gaai! Meer kan ik niet aan.' Een molletje graaft gangen onder onze bospaden. We lopen behoedzaam en de bulten stulpen ter plekke meer en meer uit. Het is ontzettend leuk om samen met bosdieren één onderkomen te bewonen. Helaas komen we niet oog in oog met het molletje. Wanneer een buurman zijn brullende motor start slaan de bosdieren weer op de vlucht.

Nog vóór de overdracht mogen we op het kruidenrijke landschap twee stoeltjes neerzetten. Daar in die weidse stilte dringt een serene rust binnen. Het is verrassend hoeveel soorten grassen er staan, ze zijn vol in bloei. Daartussen staan kleine bundeltjes bloemen zoals paarse vogelwikke en speer- en akkerdistel, witgele margrieten, gele jacobskruiskruid en sint janskruid, wit fluitenkruid en duizendblad en nog wat soorten. De goudkleurige oeverlibel, de grasgroen-hemelblauwe keizerlibel en de azuurblauwe waterjuffer cirkelen er rond, Allerhande vlinders fladderen door het veld; de dagpauwoog, vuurvlinder, het landkaartje, bruin zandoogje, groot dikkopje, het koevinkje etc…
Op een zonovergoten dag sta ik te popelen om een beginnetje te maken met het snoeien van woekerende boomsoorten. Met een veel te doelgericht hoofd jaag ik de vlinders op, schrikken libellen weg en ga ik zelf bijna tegen de vlakte van duizeligheid: ‘Ho, le Blom! Ga nou eerst eens even zitten!’, zeg ik tegen mezelf.
In de schaduw onder de wilgen vlij ik me neer aan de waterpoel. Dan begint een sprookje: tientallen kikkers zitten en zwemmen daar, zacht kwakend. Een enkele zonnestraal dringt door in deze andere wereld. Zo vredig! Hier komt het hoofd tot rust en ontstaat genieten.
Uiteindelijk keer ik in kalm tempo terug naar ons bosperceel. Het 50 jaar ouwe, trouwe, Amsterdamse fietskarretje vol takken. Het geeft grote voldoening om een radartje te zijn in een natuurlijke kringloop, wanneer ik ze versnipper tot mulch. Een laag van 10 cm mulch dienen om een groot deel van de brandnetels en distels te verstikken en zo andere aanplant ruimte en voeding te geven om te groeien

Eind juni is de aktepassering bij de notaris. Diezelfde dag rijden we over de zandweg naar de noordkant van ‘ons nieuwe bezit’. In de afgelopen zes weken zijn de kuit-hoge grassen en kruiden deels opgeschoten tot hoofdhoogte. Het voelt eervol en nietig tegelijk dat ik daar doorheen mag lopen, als ik begin met weidebeheer. Ik maai een slingerpad van 400 meter naar de zuidkant, zodat het perceel voor mij toegankelijk is en vlinders in de beschutte hoekjes van laag gras hun eitjes kunnen leggen. Klaas gaat overdag op zijn fiets naar het atelier, om lekker te doen wat zijn leven vervulling geeft: kleien en klussen. Tussendoor gaan we bij elkaar op de koffie. We koken en slapen daar waar de camper staat.

Eén van de eerste klussen is het verwijderen van jacobskruiskruid. Vooropgesteld: deze inheemse plant is echt van waarde. Jakobskruiskruid heeft heldere, gele bloemen en is een heel waardevolle nectar- en stuifmeelleverancier. Zo blijken meer dan 150 Nederlandse soorten insecten bekend die de plant gebruiken als voedselplant, waaronder 32 soorten bijen, 38 soorten zweefvliegen en 38 soorten vliegen.
Er is zóveel planten- en insectenkennis dat het me duizelt. Het is niet te bevatten dat de biodiversiteit voor mij overweldigend veelzijdig is, terwijl het in de afgelopen 50 jaar zelfs met 70% is afgenomen, zozeer dat ons hele ecosysteem op instorten staat. Ik kan niet meer ontkennen dat de grootsheid van 'natuurlijke intelligentie’ niet te vatten is door die 1,2 kilo hersens in mijn koppie. Het enige dat ik kan doen om ‘alles’ behapbaar te houden is keren naar mijn intuïtie, waar in voelen alle wijsheid zetelt.

Terug naar het Jakobskruiskruid dat helaas zeer giftig is voor rundvee en paarden, ook in gedroogde vorm. Eén jakobskruiskruid-plant kan tussen 50.000 en 200.000 (!) zaden produceren, die vrij komen rond augustus. Zo'n 300 m2 met honderden planten moet worden uitgespit. Alleen zitten deze planten vol met duizenden zwart-gele rupsen van de sint jacobsvlinder. Tja, daar sta ik dan m’n goeie bedoelingen omtrent biodiversiteit… Dagelijks vul ik twee grote tassen en in de fietskar verhuis ik de planten een kilometer verderop, naar de andere jacobskruiskuid-planten op een stuk verwilderd land, zodat de rupsen kunnen over kruipen. Het verwondert me dat het extra werk me zo’n goed gevoel geeft.
De verdichte, wortelrijke grond maakt het spitten tot een zware klus. Na een weekje heb ik nog maar 50m2 uitgespit. Verder knip ik er eerst de bloemen uit, om zaadvorming voor te zijn.

Een flinke regenbui heeft verfrissend gewerkt. Door een stil bos fietsen we ‘s avonds vanaf ons kampeerplekje op het weideland naar het bosperceel, zodat het pijnlijke lijf kan herstellen in een lekker bad. Drie uur later fietsen we terug naar de camper, langs een grote pingo met veenpluis, waarboven nevels hangen en een goudgele avondlucht erboven. Alsof we door een stilleven fietsen! De zingende merel die de dag afsluit, verraadt de echtheid.

Wanneer hier ’s ochtends het campergordijn open gaat, zien we vier oortjes gracieus boven het paars-bruine grasland bewegen. Daarna komen er twee scherpe snuitjes op ranke nekjes in beeld. Dit typische profiel is van de twee jonge reetjes die hier van ‘s avonds tot ‘s ochtends wonen. Waar de begroeiing laag is springen ze achter elkaar aan door het veld. Hier klopt het leven, gelijkwaardig met alle andere wezens.

Tekst uit ‘Floortje naar het einde van de wereld’. (Jojo woont al 3 jaar in een tent op een vlot en trekt door de wildernis te midden van de Zweedse meren):

‘Luister naar de stem in je hart, die jou al kende voordat je geboren was. Misschien ben je vergeten hoe die klinkt, of hoe je ernaar moet luisteren. Ik zal je vertellen waar je ‘m vindt: Je vindt ‘m in de stilte, op een eenzame plek. De plek waarover ik het heb,
heet natuur’.