We hebben een afspraak met de makelaar van een stuk natuurlandschap van 6,5 hectare in natuurpark Serra de São Mamede, in midden Portugal. Zijn partner spreekt redelijk Engels. Met een sleutel openen zij een hek, waarna we 400 meter door een weiland lopen. Dan bereiken we een langwerpig perceel van 155 bij 420 meter, afgebakend met zo’n prachtig eeuwenoud, gestapeld muurtje, half vervallen. ...lees verder "Het beloofde land(je)?"
Op onderzoek
We staan aan de Taag, die door midden Portugal naar Lissabon stroomt. Zonnetje schijnt, 17 graden. Op de camperplaats hebben we wifi. Relaxt lig ik op bed met de laptop op schoot. Pinke ligt lekker tegen me aan. Wat is zo’n klein huisje, waar alles in één ruimte gebeurt toch knus! Klaas verdiept zich in de genealogie van zijn moeder, die uit een Terschellinger molenaarsfamilie komt. ...lees verder "Op onderzoek"
Een pittige rit
Snakkend naar een rustig en natuurlijk plekje met iets warmer weer, gaan we bij Cavagrande staan, in zuidoost Sicilië. Met de wandelingen kunnen we echter niet genieten van de grote, diepe kloof. Te moe voor grote impressies kijken we naar de lieflijk ommuurde weilandjes aan de andere kant van het wandelpad.
Online zoeken we zulke aankoopperceeltjes op de website van Pure Portugal en fantaseren er lustig op los, terwijl we proberen wat uit te rusten. ...lees verder "Een pittige rit"
Uitersten
Bij aankomst op Sicilië beginnen we in de grote stad Messina aan een speurtocht naar dieetvoer voor Pinke. Samen met de behoefte aan een wasserette maakt het dat we diep in de arme buurten van Italiaanse steden komen. Ik voel me bezwaard dat ik met onze camperbus door de smalle straatjes rijd, met aan beide zijden geparkeerde auto’s, maar vanwege wegafzettingen kan ik ze niet ontwijken. Mensen reageren er heel wisselend op. Sommige maken lachend een foto van de camper, anderen kijken sacherijnig of rijden me klem. Daarna moeten ze achteruit, wat nog veel meer oponthoud geeft. En er zijn er die me wijselijk voorrang geven, zodat ik de straat kan bevrijden van dit grote vehikel. Het is een wonder dat ik de camper zonder brokken er doorheen loods. Soms scheelt het maar een centimeter. ...lees verder "Uitersten"
Armoede
De Italiaanse oostkust afzakkend rijden we de langgerekte regio Puglia in, naar Nationaal Park De Gargano in ‘het spoor van de laars’. Een bossige uitstulping aan de Adriatische zee, met rotsachtige kust en strandbaaitjes. Bij héél veel weggetjes staan borden met ‘verboden voor campers’, wat signalen zijn dat deze hier in de zomer massaal rondrijden. Lang zoeken we naar een manier om tóch bij een stukje kust te komen. Wanneer we het bijna willen opgeven, lukt het toch. We parkeren op een stuk rots, met jonge, frisgroene naaldbomen. Na wat speurwerk blijkt dat hier 14 jaar geleden een dodelijke bosbrand is geweest. Mensen moesten alles achterlaten, zwemmend door de rook, langs de grillige rotsen naar een volgende baai, tot ook daar het vuur naderde. Een beangstigend beeld. Het zwart verbrande gebied heeft nu een zeer vruchtbare grond. De helder groene kleur gecombineerd met het zicht op een azuurblauwe zee is schitterend.
Geitenhoeder Antonio trekt met zijn kudde langs onze camper. Hij spreekt een klein beetje Duits, want hij heeft een aantal jaren in Duitsland en in de Rotterdamse haven gewerkt. Nu moet hij rondkomen van een mager pensioen. Wanneer het gesprek op de levenstandaard van het huidige Italië uitkomt, verstommen wij. Ik voel schaamte dat ik een Nederlander ben, vanwege de arrogante, gierige houding van politici als Hoekstra en Rutte, ten aanzien van de zuid Europese landen. Antonio verdient nu wat bij door kaas te maken van de melk van zijn geiten en olijfolie uit dit gebied.
Vanaf begin oktober zijn alle strandtentjes en duizenden parasols van de stranden verwijderd. Een meer natuurlijke sfeer treedt weer op de voorgrond, mede door de laagbouw tussen de naaldbomen. Het is uitgestorven. We wandelen er in ons eentje! Zo heerlijk rustig hebben we in Iberië nooit een kust meegemaakt. We wandelen van baaitje naar baaitje. Spontaan stuiten we op een (afgesloten) grot uit het bronstijdperk, 3000-4000 jaar v. Chr.
Aan de overkant liggen de eilanden van zuid Kroatië. Een keer de route door de Balkanlanden nemen naar Griekenland, is een aangenaam prikkelende toekomstfantasie.
De Adriatische zee toont zich in verschillende weersomstandigheden. Eerst zitten we met een zonnige 20 graden aan een azuurblauwe strandbaai met witte branding. Wanneer door een toename van wind, ook wolken komen, zien we een schouwspel van kleurvlakken: bruingroen bij de omgewoelde stranden met een scherpe overgang naar azuurblauw, waarover zwarte wolk-schaduwen, bewegen.
In de verte zien we een mist van regen onze kant optrekken. De wind neemt toe, schuimkoppen op zee en golven bonken in de onderzeese grotten. Als de regenwolken boven ons openbreken doen de scherp afgetekende zonnestralen de woeste, grijze zee zilverwit oplichten. Heldere regenbogen stijgen op uit het zeewater, om er verderop weer in verdwijnen. Een fenomenaal kleurenspel.
In onze wandelbaai spoelt een van de grootste en zwaarste soort zeeschildpad aan van één meter lang en zeker meer dan 100 kg. Deze dikkopschildpad staat bekend om zijn krachtige kaken, waarmee hij voornamelijk zeebanket eet. De bodem van de Adriatische zee is de meest vervuilde van Europa, waardoor meer dan de helft van de zeeschildpadden hier plastic in hun lijf heeft. Het bemoeilijkt de vertering van voedsel, omdat het veel plaats in de darmen inneemt. Alhoewel deze schildpad tot één van de meest wijdverspreide soorten ter wereld behoort, wordt ook deze soort in zijn voortbestaan bedreigd.
Ons drinkwater is bijna op. Nergens kunnen we een watertappunt vinden. De enige oplossing is om naar de kuststad Vieste te rijden. Volgens de park4night-app staat daar een fonteintje met drinkwater… aan het einde van een smal, 400 meter lang, doodlopend straatje, vol met geparkeerde auto’s. Tja, logisch dat het voor ons verboden is om daar in te rijden.
Lopend 120 liter water tanken beoordelen we als ondoenlijk en dus… rijden we toch het straatje in. We wurmen ons langs de open wagen van een groenteman. Meerdere Italianen roepen en gebaren dat we hier niet in mogen. Schuldbewust gebaren we ‘sorry’… maar we rijden heel langzaam tóch door. Door het open raampje gebaar ik ‘drinken’ en wijs ik naar de fontein in de verte en leg uit: ‘agua’. Het gemopper verstomt. Voor de stadspoort kunnen we even parkeren, om in snel tempo met 8-liter flessen de watertank te vullen. Keren kan niet, dus ik rijd heel langzaam achteruit terug, waar achteropkomende auto’s moeten uitwijken in hoekjes tussen andere auto’s.
De meest heftig protesterende man is ons nu heel behulpzaam en wijst aan door welk steil straatje we weg kunnen komen. De Italianen houden zelf totáál niet van regels, dat hebben wij ook gemerkt, dus alles is vergeven en vergeten. We bedanken de man en vriendelijk lachend zwaait hij ons uit.
Blij met het drinkwater en nagenietend van zo’n goed afgelopen avontuurtje, vervolgen we de kustweg op dit schiereilandje. We vinden parkeerplekjes op de rotskust, pal aan zee met mooie uitzichten tussen de naaldbomen, maar voor wandelen is dit gebied niet bedoeld. Ó-ver-al hekwerken. Alles is ingenomen door het toerisme, dat de helft van het jaar gesloten is vanwege het winterweer. Op het enige bospad dat we nog vinden, toont Pinke dat ze het saai vindt: nérgens een dierspoortje meer te bekennen in deze gevangen natuur. Ze stopt voortdurend en kijkt achterom: ze wil terug. Langs de weg ligt tenminste zwerfafval waar ze in kan neuzen.
Ons plan om de ‘hak van Italië’ in te gaan laten we varen. Deze regio heeft 700 km kust, maar dat is ingericht op het opkomende toerisme. Het andere nationale park van de regio is 700 km2, maar heeft nog zo’n 10 stukjes bos van gemiddeld zo’n 10 km2. De overige 600 km2 van dit ‘beschermde natuurgebied’ is állemaal landbouw. De kale gronden zien er droog en verschraald uit.
Wanneer we in één van de kleine stukjes bos staan, zijn de meeste naaldbomen bruin. Overal staan waarschuwingsborden dat ze op omvallen staan en zo zien ze er ook uit.
De armoede in zuid Italië schokt ons. Bij de steden zijn de wegen gruwelijk slecht: één mozaïek van brokkelig asfalt, waar zomaar een groot stuk uit ontbreekt. Het lukt niet altijd om goed om de gaten heen te slalommen, dus stuiten en bonken we geregeld op onze banden..
Vluchtstroken worden gebruikt om massaal afval te dumpen en het ligt overal naar toe verwaaid. Aan een zwaar vervuilde weg zitten om de 300 meter netjes opgemaakte, jonge vrouwen: geld verdienen door een wip in de olijfboomgaard met vrachtwagenchauffeurs. Een ontiegelijk triest beeld.
Een vrachtwagen voor ons rijdt over de vluchtstrook vlák langs zo’n jongedame. Hij toetert. De vrouw schikt vloekend op, in de zandwolk die over haar heen stuift. Of hij heeft geen respect, óf ze zitten er levensgevaarlijk… Ik weet niet wat erger is.
Wild kamperen met een camper maakt dat je zovéél meer van een land ziet. Wie een vliegtuig pakt voor een ressortvakantie aan de Middellandse zee, heeft geen idee in welke economische situatie mensen zich bevinden.
Ons jaarlijkse euvel met de koelkast dient zich weer aan. He, bah! Het gas slaat niet aan. Koude dagen en nachten redden onze voedselvoorraad. Dankzij de overnachtings-apps vinden we een particulier waar we in de boomgaard mogen staan. Geen registratiegedoe, de sleutel van het hek wordt ons toevertrouwd, 10 euro per nacht inclusief wifi en stroom en er is maar één ander camperbusje. Een particulier blijkt voor ons een véél prettigere oplossing dan een camping.
Op stroom komt de koelkast langzaam weer op temperatuur. We manoeuvreren ons prima om de koelkast middenin de camper heen, terwijl Klaas alle gasonderdelen reinigt. In lichte spanning wachten we af of we de rest van de reis een koelkast hebben of niet. En… hij doet het!
Onze tandarts had ons de plaats Matera getipt. Deze stad van ruim 11.000 jaar oud, is beroemd om de zogenaamde Sassi, grotwoningen. Het verhaal gaat dat de rotsen op de plek waar nu Matera ligt vanaf de achtste eeuw dienst deden als schuilplaatsen voor kloosterlingen die gevlucht waren uit het Byzantijnse Rijk. Langzamerhand hakten zij meer en meer ‘woningen’ in de grotten uit en ontstonden er zelfs kloosters en kerken in de rotsen. De Sassi werden tot 1952(!) nog door zo’n 35.000 mensen bewoond, gemiddeld zo’n 9 mensen per woning. De mensen leefden vaak samen met hun dieren in dezelfde ruimte. In verband met de slechte hygiënische en sanitaire omstandigheden en het hoge sterftecijfer verbood de Italiaanse regering in de jaren vijftig om er nog te wonen. Eerst werd het een spookstad en inmiddels mag je in een grotwoning trekken, op voorwaarde dat je de woning renoveert.
We lopen er gefascineerd rond. Klaas verbeeldt zich hoe ze hier door de tijd heen woonden. Ik zie vooral hoe enkele hippe mensen er nu leven… Ieder met onze eigen blik hebben we veel uit te wisselen. Vooral de ruimte in de grotwoningen zelf prikkelt onze beider fantasie: ook een manier van wonen ín natuurlijke elementen.
Na zoveel gezien en ervaren te hebben komen we tot rust aan de Ionische zee, in de hele grote inham tussen de hak en de voet van Italië. Een kleinschalig toeristisch gebied, met een alternatieve, kunstzinnige sfeer. Ook hier is alles gesloten en rustig. Zon, 24 graden, blauwe zee en meeuwen. Elke dag drinken we onze koffie op het stand, waar Klaas even zwemt in het warme water.
De boulevard slingert tussen het strandzand en de verwilderde planten door. De lokale ouderen houden er wandelend hun conditie op peil en al snel worden we dagelijks begroet als bekenden.
Nog nergens hebben we politiecontrole gehad. In Iberië was het risico om weggestuurd te worden lichtelijk stress gevend en daarvan voelen we ons hier bevrijd. We zijn niet de enige die daar blij mee zijn, want er wordt ‘s nachts gedeald achter op het parkeerterrein. Maar ze zien een hippiebus en ‘alle Hollanders zijn Amsterdammers en die doen niet moeilijk over drugs’.
Zoals verwacht is het weer tijdens de Italiaanse wintermaanden wisselvalliger dan in Spanje. Zonnige perioden zullen elkaar afwisselen met regen en lagere temperaturen.
Net voor we de boot naar Sicilië willen nemen teistert een lage drukgebied de zuidelijke provincies van Italië en voorál Sicilië heeft te maken met overstromingen. Klimaatveranderingen hebben in Italië het meeste impact op Sicilië. Deze zomer werd het 49 graden en het aantal tropische stormen neemt toe.
Aan de westkant van Calabrië, op 15 km van de veerboot, wachten we af. Op een 600 meter hoog uitzichtpunt over de Tyrreense zee, zien we spectaculaire luchten van bijna zwart boven Sicilië tot blauw in het noorden. Gelukkig kunnen we er ook nog mooi wandelen. Wij worden gespaard, omdat de 1500 meter hoge uitlopers van de Apennijnen tussen ons en de storm in liggen. Eén dag hebben we windkracht 6, mist, regen en 10 graden. Een dag later kunnen we bij 22 graden onder een zwaar bewolkte hemel, rustig de 20 minuten durende boottocht nemen, naar de stad Messina op Sicilië. Op dit eiland wonen we de komende vier maanden. Een apart idee.
Beren op de weg
Monter gaan we op weg richting Venetië, aan de oostkant van Italië. Afgelopen zomer vernamen we verhalen van Nederlanders over gestolen campers rondom toeristische steden, dus in een buitenwijk (op het vaste land) nemen we een camping. Het is daar nog vol, met name met Duitsers en Nederlanders. Ook bij ons is uiteraard het overtoerisme in Venetië bekend, maar vanwege covid bezoeken vooralsnog geen Aziaten en Amerikanen Europa. Het hoogseizoen is voorbij en op maandagochtend nemen we de lijnbus die ons, in 10 minuutjes over de 4 km lange boogbrug, naar deze historische stad rijdt. De opwinding voelt als een schoolreisje, met broodjes en lekkers in Klaas zijn rugzak. Bij aankomst is het redelijk druk, maar niet overbevolkt. Pinke gaat een stukje in mijn rugzak tot we bij de niet-toeristische wijk Canneregio aankomen. Dit is een gebied waar vooral inwoners zich begeven. De kades zijn rustig en we zien hoe mensen wonen tussen de kanalen. Al het gemotoriseerd vervoer is over het water: afvalverwerking, bouwmaterialen, bevoorrading, taxi's… Huizen hebben de achterdeur direct aan het water en de voordeur aan de kade, waar alleen voetgangers en handkarren zich voortbewegen. Het oude Joodse Ghetto uit de 16de eeuw is alleen toegankelijk via 3 bruggen. We zien er nog enkele mannen met traditionele haardracht en kleding met keppeltje. Venetië heeft 118 eilanden met 177 kanalen. Zo'n 400 bruggen over het opvallend heldere zeewater verbinden alle straten met elkaar. Staand op een bruggetje met een doorkijkje over een kanaal tussen de oude huizen brengt ons de bekende Venetië sfeer. We drinken onze koffie met uitzicht over de Lagune van Venetië. In de stroom van adrenaline opper ik om ‘meer’ te bekijken, want ‘we zijn hier nu en dat moeten we compleet benutten’. Klaas voelt zich voldaan en zegt dat Venetië, net als al die andere steden, best een opgeklopt verhaal is. Onder invloed van zijn kalme aanwezigheid begin ik ook mijn onderliggende behoefte voelen om hier weg te gaan. Via een omweg door een andere woonwijk lopen we terug naar het busstation. Rond twaalven zijn we weer op de camping, vanwaar we vrij snel vertrekken.
Ten zuiden van de 50 km lange lagune, vinden we een plek op een verlaten parkeerterrein aan de Adriatische zee. Zonder de adrenaline voel ik me enorm moe, heb ik last van een vastzittende rug en voel ik me unhappy. Als ik ‘s nachts wakker lig en me open voor de onderliggende gevoelens, komt het treffende beeld in me op van een bloeiende plant die uit de vrije natuur is gehaald en in een bloempot is gestopt. Bij de afwezigheid van een natuurlijke omgeving red ik me, maar ik voel me beklemd. Ik ervaar te weinig voeding om in mijn kracht te staan. Ik besta, maar lééf niet.
We rijden een heel stuk zuidelijk tot halverwege Italië.
Klaas vindt de bebouwde wereld ook vermoeiend, maar heeft een grote interesse in geschiedenis, kunst en architectuur. Onderweg, in keramiekstad Faenza, bezoekt hij het monumentale museum met een uitgebreide internationale keramiekcollectie. Terwijl ik met Pinke lekker in de camper blijf, ziet hij weer nieuwe kleivormen die hem inspireren.
Ter hoogte van Rome gaan we naar Nationaal Park D’Abruzzo, Lazio & Molise, in het hart van de Appennijnen. Het is het oudste beschermde natuurgebied van Italië, opgericht in 1923 om het leefgebied te redden van uitstervende wilde dieren. Hier in dit berggebied leven beschermd en vrij Marsicaanse bruine beren, Apennijnse wolven, gemzen en de Europese lynx, het grotere broertje van de zeldzame Iberische lynx.
We beginnen bij een sprookjesachtige groene kloof. De rivier heeft de rots 100 meter diep uitgesleten. Beneden is er een prachtige lichtval tussen alle begroeiing. De paadjes tussen de glad gesleten wanden en snoezige bruggetjes over watervalletjes zijn adembenemend sfeervol. Wauw! Vanwege mijn pijnlijke rug lopen we langzaam, maar dat geeft een perfecte kans om deze atmosfeer in te ademen. Ik voel me bevrijd: uit de bloempot, terug in de volle grond!
In een dorp aan de voet van het gebergte zoeken we de kerk, waarachter (met geluk) zicht zou zijn op de bergwand met bruine beren. Zelfs Klaas haakt hier af op de bebouwing, dus rijden we door de bergen in naar 1400 meter hoogte. Bij het volgende kleine dorpje parkeren we achter een kerk en… dat blijkt die betreffende spottersplek te zijn! In 1915 is een grote aardbeving geweest met duizenden doden. Dit dorp is daarna verplaatst naar het laagland.
Het is zonnig en 20 graden. Klaas zit lekker binnen aan zijn schrijfproject en ik ga buiten zitten turen naar de bergwand aan de overkant. Dit nagenoeg uitgestorven dorpje heet Gioia Vecchio, wat ‘oude vreugde’ betekent. Toepasselijke naam. Eind van de middag komen er ook andere spotters. Een oudere man die zegt de parkbeheerder te zijn, komt een praatje met me maken. Het is verrassend dat ik met enkele woordjes Italiaans, hem toch een beetje begrijp. Het Italiaans heeft gelijkenissen met de Spaanse taal, waar ik wat meer woorden van ken. We blijken de liefde voor natuurlandschappen te delen. Ook hij heeft daarom allerlei gebieden in Europa bezocht. Verheugd zie ik beneden een groot edelhert dat zich veilig waant, door de open vallei trekken. De parkwachter reageert hierop met een wegwerpgebaar: ‘Ah, multi’. Voordat hij naar huis gaat zegt hij zoiets als: ’Wanneer de zon dadelijk achter de berg is, komen de beren misschien hier beneden waterbessen eten’. Een aardig contact.
Helaas lijkt het voor sommige locals meer een ontmoetingsplek, dan een natuurgebeuren. Beren hebben een zeer gevoelig gehoor en het harde gepraat en soms muziek, is mogelijk de reden dat geen beer zich laat zien.
Dit natuurgebied is ongeveer zo groot als de Veluwe en er lopen maar drie asfaltwegen doorheen, waar men max. 50 km per uur mag rijden. Overal staan waarschuwingsborden voor beren op de weg. Ik zie ernaar uit om ze (veilig) te zien oversteken!
We hoppen om de paar dagen zo’n 10 km verder. Parkeren doen we veelal aan de rand van kleine bergdorpjes. Smalle, schuine straatjes waarin creme-witte huisjes strak tegen elkaar aan staan. Heel sfeervol. Als een lage, ronde voordeur open staat horen we Italiaanse gezinnen en werpen wij kort een blik in hun eenvoudige leven, met veel gemeenschapszin. Van deze verrassingen kunnen we genieten. Soms hangen er grote, oude foto’s over het leven van vroeger verspreid door het dorpje en Klaas beleeft dan helemaal de geschiedenis van dit gebied.
Voor de mooie wandelpaden beginnen moeten we regelmatig een heel stuk over brede paden met losse keien lopen. Dat wandelt niet fijn, zeker niet voor Pinke haar pootjes. Ze vertraagt enorm en dan draag ik haar als een lammetje op mijn schouders. Als we even doorzetten lopen we de prachtige beukenbossen in, die op de Unesco werelderfgoedlijst staan. Ze beginnen schitterende herfstkleuren aan te nemen, groen, geel, beginnend oranje en een enkele al vuurrood. Wat een bof om hier in deze periode te zijn. Mijn rugpijn smelt weg in de actieve ontspanning.
De bospaden lopen heerlijk en verschillende soorten paddenstoelen maken het verrassend. Pinke dringt hier aan om voorop te lopen en het wandelspoor te volgen. Tussen de bomen liggen kleine weitjes waar nog wat bloemen bloeien en ook begin oktober zijn er wel vijf keer zoveel (soorten) vlinders, dan we in Nederland ooit zien.
Het is bijzonder dat aan het begin van de avond tot ’s ochtends de edelherten burlen. September en oktober is het paartijd. De mannetjes laten hun lokroep horen en strijden om de vrouwtjes. Het is een voorrecht om dit oergeluid zóveel te horen dat we het gewoon gaan vinden.
In Italië valt het ons op, dat we niet veel geblaf horen. Mensen en honden zijn aardig voor elkaar. Aan de rand van deze bergdorpjes reageren honden ook totaal niet op het burlen van de herten, maar… ze waken in het donker tegen wolven en lynxen, die het op de schapen en kippen van de keuterboertjes voorzien hebben. Sommige nachten is het nagenoeg stil, maar als ze blaffen dan zijn de roofdieren nabij.
In het weekeind is het drukker en we zijn blij als de rust op maandagochtend is weergekeerd. Daar zijn we niet enige in want om 9.00 uur lopen er twee hinden om onze camper. Ze zijn blijkbaar mensen gewend. Zolang we langzaam bewegen, schrikken ze niet weg.
Elke wandeling nemen we voor de zekerheid water mee, want steevast zijn we langer weg dan we van plan zijn. Het gebied nodigt ons daartoe uit: steeds een stukje verder om een waterval te zien, een bijzonder uitzicht op een bergdorpje of het blauwe stuwmeer in de diepte.
In het gebied lopen kudden paarden en koeien vrij rond. Enkelen met een bel om hun nek, zodat de boer ze terug kan vinden. De grote, porselein-witte vleeskoeien zijn Chianina. Een 22 eeuwen oud ras, oorspronkelijk uit de Florence-vallei, dat goed tegen de hitte kan.
De wandelpaden liggen vol met poep. Onbewust zijn we dit de afgelopen jaren anders gaan beoordelen. Deze sporen zien we nu als informatie over dieren die hier rondlopen en ze zijn onderzoekwaardig geworden. Naast koeien- en paardenpoep, zien we uitwerpselen van zwijnen, gemzen, edelherten, vossen en de wolf, maar nog niet van de beer.
Op een bergkam hebben we perfect uitzicht op de bergwand tegenover ons. Hoe langer we kijken, hoe meer open veldjes we zien. Eind van de middag trekt een rotte van wel 20 zwijnen van weitje naar weitje. De vrouwtjes wroeten met hun neus in de grond en de frislingen (jonkies) rennen uitbundig erachter aan. Deze schuwe dieren voelen zich totaal onbespied, terwijl wij van hen zitten te genieten.
In de natuur heb ik het heerlijk, maar als ik terug ben in de camper voel ik me kriegelig en onrustig. Regelmatig voel ik wat irritatie naar Klaas, maar ik vind mijzelf onredelijk en dus onderdruk ik het. Ik kom niet tot schrijven en lees het prachtige boek ‘Over leven in het wild. Wat de wilde dieren mij leerden’ van Martine van Zijll Langhout. Deze Nederlandse wildlife-dierenarts beschrijft haar avonturen tijdens het najagen van haar dromen en het belang van natuurbehoud van de wildernis.
Pas wanneer ik mijzelf de ruimte geef om mijn gevoelens te laten stromen ontdek ik waar het over gaat: In mijn kindertijd was er geen oog voor mijn talent van verbinding met dieren en de natuur. Ouders tevreden stellen stond centraal, hun noden en interesses volgen. Daardoor is een studie in natuurbeheer of dierenwelzijn nooit een optie geweest. Ik ben 50 en mijn liefde voor de vrije, wilde natuur krijgt de laatste jaren pas echt de ruimte. Dat stemt zowel blij als verdrietig.
Misschien fungeert Klaas wel als een confronterende spiegel, dat hij op oudere leeftijd zijn hart volgt met zijn schrijfproject. Ik besluit om de teleurstelling over dit onvervulde verlangen zoveel ruimte te geven als nodig is en te onderzoeken op welke manier dit talent nu in mijn leven een plek heeft en mogelijk nog meer kan krijgen.
We zijn bijna twee weken hier als in de bergen het herfstweer inzet. We doen voor de derde en laatste keer één van de mooiste wandelingen. We nemen het klauterpad omhoog dat al glibberig begint te worden. Vanwege het loslopende wild loopt altijd één van ons voorop en Pinke tussen ons in, of anders gaat ze aan de riem. Bij bergweitjes smeekt ze om vrij te mogen snuffelen. Ze geniet daar zichtbaar van. Wij observeren hoe ze een spoortje volgt. Ineens zien we 20 meter voor haar een 200 kilo wegend edelhert nieuwgierig staan kijken. Hij heeft een imposant gewei en ons kleine hondje wandelt er nietsvermoedend recht op af. Om hem niet weg te jagen zeg ik zacht: ‘Pink, kom maar hier’ en zowel het edelhert als Pinke kijken naar mij op. Zeker weten is dit één van de herten die we elke nacht horen burlen. Pinke komt meteen terug en het hert wandelt rustig de andere kant op. Zo dicht bij het dorp is hij mensen gewend en niet meer zo schuw. Als we een stuk verder zijn roep ik uit: 'Oh shit, vergeten een foto te maken!' Hij was zó dichtbij...
Op de bergkam tuur ik voor de laatste keer, zoekend naar een beer! Het is 10 graden kouder, de wind waait door onze vesten en de regen dreigt. ‘Kom maar beertje. Laat je maar zien’, fluister ik wederom. Maar helaas. Zonder dat we een beer, wolf of lynx gezien hebben, neem ik met een handkus afscheid van dit geweldige natuurlandschap.
Op de weg terug worden we opnieuw verrast door het edelhert, dat weer graast in dezelfde weide. Op 40 meter afstand kan ik hem fotograferen. Hij observeert ons alert en vervolgt hij daarna rustig zijn pad de berg af.
Met weemoed in mijn hart rijden we het natuurgebied uit. Ik ben bang dat het zuiden van Italië niet meer zo mooi en fijn gaat zijn… maar deze spreekwoordelijke ‘beren op de weg’ hoop ik snel ontkracht te zien.
Natuurlijke eenvoud
Na onze ervaring met het dieren spotten in zuid Spanje, en de bijzondere ontmoeting met de Iberische lynx, zie ik uit naar het leefgebied van de bruine beer. Deze leeft in natuurpark Adamello-Brenta, ten zuidwesten van Bolzano.Met voor 2-3 weken aan boodschappen rijden we op de gok dit natuurgebied aan de noordkant binnen. Via krappe straatjes in kleine dorpjes en door uitgestrekte appelboomgaarden, bereiken we een smalle asfaltweg, die tussen de naaldbomen 11 km lang omhoog zigzagt. Het is eind van de middag en we hebben nauwelijks tegenliggers, wat betekent dat dit een rustig gebiedje moet zijn. De asfaltweg gaat over in een onverharde, hobbelige weg en die herkenning voelt goed! Met 10 km p/u hobbelen we nieuwsgierig verder en ineens staan we voor een schitterende groene vallei, omzoomd door sparren. De serene rust die er heerst geeft me kippenvel. Er is een parkeerruimte en als enige staan we daar te midden van al die kleuren groen. We laten stil deze weldaad op ons inwerken.
LINK PANORAMAFOTO'S
Vooral de eerste dagen voelt het als een groot cadeau dat zo’n lieflijk, vredig, natuurgebied weer ons pad heeft gekruist. We prijzen ons gelukkig met de waterbronnetjes die overal zijn, wat vaak de reden is om verder te trekken.
De schoonheid van het eenvoudige, vrije leven!
Dit gebied bestaat uit stukjes naaldbos, waarachter rotsachtige bergwanden opdoemen. De bospaden worden afgewisseld met de meest lieflijke alpenweitjes, waar de lila bloeiende herfsttijloos verspreid door het grasgroene tapijt heen groeit. Vlinders in de kleuren wit, bruin, geel en blauw vliegen in de vallei naar bloeiende kruiden in de kleuren roze, paars, blauw, wit en geel. Dit is hemels voor een kleurliefhebber zoals ik!
Her en der in het gebied liggen snoezige berghutjes, waarvan sommigen onze woonfantasie hevig prikkelen. Houten hutjes van zo’n 12m2 groot, met natuurstenen buitenfornuis op hout gestookt en robuuste picknicktafels uit halve boomstammen van eigen grond. Geregeld gaan we er zitten mijmeren. Op gepaste afstand staat dan een houten wc huisje met schepje en een bergje aarde.
Verscholen tussen de bomen treffen we een klein, open bergkappelletje, of worden we zomaar verrast door een prachtig uitzicht op de dorpjes in het dal zo’n 1000 meter lager. Al lopend worden we uitgedaagd om onze comfort zone iets te verleggen, soms gedwongen omdat we lichtelijk verdwaald zijn.
De ochtenden beginnen met een wandeling van 1,5- 2 uur waarbij we onze zintuigen openen voor de natuur en haar dieren.
Vanuit die verbinding richten we daarna onze aandacht op de onderzoek- en schrijfprojecten waar we al jaren mee bezig zijn. De combinatie van natuur en verdieping geven ons ontwikkeling en vervulling. Wat een rijkdom dat we geen slaaf meer zijn van de klok, dat we vrij zijn van de prestatiemaatschappij, waarbij consumptiedrang de opgelopen spanningen moet compenseren. Wij zien dat als een doodlopende weg, waaruit we bevrijd zijn.
Al reizende wassen we onszelf ouderwets uit een teiltje, maar dit paradijs vráágt om een buitendouche. Gewoonlijk koken we water in de theeketel, wat een efficiënt gebruik is van en gas, en met vijf liter water zijn we beiden gewassen. Nu gebruiken we het boord-boilertje, die in een uurtje 10 liter warm water heeft. Midden op de dag is het buiten 15 graden, zonnig met een fris briesje. Op de stenige ondergrond leggen we ons zanderige deurmatje, dat meteen kan schoonspoelen. De één bedient binnen de keukenkraan, terwijl de ander door het open raam de uittrekbare douchekop heeft en het warme water over het hoofd omlaag laat stromen. Het voelt kwetsbaar en vrij om daar zo bloot te staan. De kraan gaat even uit om huid en haar te wassen. Brrr, koud. Ondertussen bereikt mij de geur van gras en naaldbomen. En dán... is het warme water op het lijf god-de-lijk! De combinatie van warm en koud is zo’n tintelende sensatie! Snel afdrogen en dan nagenieten in de zonverwarmde camper bij 24 graden. Het voelt zo bruisend om bewust deze basale elementen te ervaren, die in een huis zo vanzelfsprekend zijn. De contrasten van koud- warm, buiten- binnen en kwetsbaar- vrij geven een euforisch gevoel van léven!
Voor nieuwe wandelingen en uitzichten hoppen we om de paar dagen met ons huisje een paar kilometer verder, richting de top van de Monte Peller op 2320 meter. Naast wat houtboertjes komen hier vooral natuurliefhebbers. Gemiddeld passeren er zo'n vijf keer per uur een voertuig, maar geen campers. Er zijn ook nergens verbodsborden. Wij zijn blij dat onze bus een vriendelijk uitstraling heeft, waar mensen met een glimlach een foto van maken, want we staan toch met deze behoorlijke bus op kleine parkeerplaatjes in de natuur.
Opvallend is dat de jagers hier veelal jonge mannen zijn, met toewijding aan de natuur. Ze trekken er in hun eentje op uit, lopen behoedzaam en we horen weinig knallen. Het scheelt voor mij natuurlijk ook dat we niemand met een slachtoffer zagen terugkeren. Tot nu toe zijn we bekend met de jacht in Spanje, waar oude mannen groepsgewijs, met agressieve honden een omgeving uitkammen, waar wild in een ongelijke strijd beland. Daar werd zoveel geschoten, dat het soms beangstigend was of we niet per ongeluk werden neergeknald. Dat komt daar geregeld voor, hoor. Na het jachtseizoen vindt een aanzienlijk deel van de jachthonden de dood door een kogel of door verhongering…
Op een nieuw plekje tussen de bomen kunnen we makkelijk brandhoutjes rapen. Daar hoopten we op, want we hebben niks bij ons. Oostenrijk (en ook Zwitserland) zijn zéér streng op overgewicht van de camper. Best logisch, want op de bergwegen is de combinatie overgewicht en snelheid een gevaar.
Vanwege de schaduw hebben we het sprokkelhout ook nodig, want de nachten zijn zo’n 9 graden en bij ontwaken is het binnen maar 12 graden. Het is een fijne sensatie dat het houtkacheltje ons huisje in een kwartier weer lekker opwarmt. Dat we zelfvoorzienend zijn voelt heel onafhankelijk van een maatschappijtype waarin we ons niet thuis voelen. We zien veel mensen erin klem zitten, omdat ze gedwongen zijn daarin te functioneren, terwijl het tegen hun natuur in gaat.
In de Dolomieten-regio is er iets opvallends gaande: nérgens zijn er afvalbakken, ook niet bij de vele picknicktafels of parkeerplaatsen en tegelijkertijd is er (nagenoeg) geen zwerfafval. Mensen nemen gewoon hun afval mee naar huis. Wanneer zorg voor de natuur van binnenuit komt is ook weinig controle nodig. In Spanje staan overal vuilcontainers én toch is het daar vaak een troep. Overheidsvoorzieningen als een netwerk van afvalcontainers en strenge controle lijken een afname van eigen verantwoordelijkheid te bewerkstelligen.
Wel hebben we één nadeeltje: ook in de bewoonde gebieden kunnen we bijna nergens ons afval kwijt. De vuilnisbakken die er zijn zitten vaak op slot. In stadjes gooien we kleine beetjes weg in de vuilnisbakjes in het park. Voor nu betekent het dat we deze weken het afval opsparen in de hoop dat we op de parkeerplaatsen aan de tolwegen onze ballast kwijt kunnen.
In het begin lijkt het landschap uitgestorven, maar wanneer we er oog voor krijgen zien we torenvalken, groenlingen, de kruisbek en steeds weer horen we de zwarte specht om ons heen. Reeën, eekhoorntjes en een adder laten zich zien. En vossen! Niet een schuchtere glimp, maar vanuit ons mobiele observatiehuisje krijgen we meerdere keren een volledig schouwspel in de weide: sluipen, kijken, zitten, speuren tot het springen, vangen en verorberen van een prooi…
Maar geen bruine beer. Eind van de middag is de kans groter dat beren actief zijn en opnieuw zijn we zomaar twee uur verder tijdens die speurtochten. Ik luister en kijk ik aandachtig tussen de bomen. Klaas kijkt meer naar de grond en drie keer ontdekt hij berenpoep. Op 100 meter van de camper en zo vers dat hij echt ons pad gekruist moet hebben, alleen niet op hetzelfde moment op de dag!
In dit gebied waren nog maar 4 wilde beren over. Om de soort voor uitsterven te behoeden zijn er rond het jaar 2000 uit buurland Slovenië, 13 beren hier uitgezet. Inmiddels hebben zij zich vermenigvuldigt tot zo’n 90 stuks. Beren zijn ontzettend mensenschuw en ruiken heel goed, dus we moeten geluk hebben. Wanneer we ons kalm uit de voeten maken bij een ontmoeting, hoeft de bruine beer niet gevaarlijk te zijn. LINK: Grote beer achtervolgt 12 jarige jongen in Italiaanse Alpen.
We zitten nog een half uurtje in een houten spottershutje op palen tussen de boomkruinen, maar we kunnen nog niet de rust opbrengen om daar uren te blijven kijken.
Hoe hoger we komen, hoe steiler én smaller het weggetje wordt, soms vlak langs een verticale rotswand tientallen meters de diepte in, een tegenligger zou een probleem worden.
Op 1900 meter houdt de weg voor de camper zo’n beetje op. We parkeren naast een vol parkeerplaatsje, met een prachtig panorama uitzicht. In de vroege ochtend gaan we te voet een steile helling op tot boven de 2000 meter. Terwijl we achter ons 1300 meter lager het dal zien met meerdere dorpjes, hebben we vóór ons weer een indrukwekkend uitzicht op robuuste bergentoppen, zover we maar kunnen kijken. De hoge rotswanden gaan over in een grasvlakte waar wij het wandelpad volgen en een paar koeien vrij grazen. We lopen aan de rand van een struik- en kruiden strook, die over gaat in naaldbos de diepte in, waar 800 meter lager een bergmeer ligt. Na een paar uurtjes lopen, zitten en waarnemen, is het aantal wandelaars toegenomen. Met de volle zon op de open vlakte wordt het warm, dus keren we terug naar ons huisje voor een heerlijke kop koffie.
In etappes hobbelen we de onverharde weg terug.
Als het brood op is gaan we over op zelf bakken. Alleen het bakmeel blijkt oud. Zelfs met extra gist wil het brood niet meer rijzen, waardoor het eindproduct een rouwe deegworst is met harde korst. Maar de smaak is nog goed. In een wereld waarin 150 miljoen mensen door armoede met de dood bedreigd worden, vinden we het ridicuul om eten weg te gooien. Klaas begint met uitprobeersels van dit oude broodmeel: de rouwe deegbal roosteren in plakjes, pannenkoeken, chapati… Vooral de dagelijks gebakken chapati met zelfgemaakte sinaasappeljam smaken prima. Maar met tomatensaus en gebakken groenten is het ook een traktatie bij de lunch.
We hebben deze weken nauwelijks mobiel bereik. Meer afstand van ‘de wereld’ doet me goed. Internet is naast een mooi medium, ook een afleidende prikkel. Vanuit verlangen naar meer gevoelsverbinding neem ik me voor om de beperkte toegang tot internet erin te houden. Hier in de groene vallei is er wonderwel weer een zwak signaaltje, voor wat mailwisseling en een reisblog.
We hebben zo’n 3% van dit natuurgebied gezien. Het weer slaat om richting herfst. Er valt vaker regen en nevel hangt tussen de boomtoppen. Het kwik begint te dalen naar 12 graden. Met ook een voorraad brandhoutjes aan boord, gaat het afval in de weg te zitten én vers brood begint te lonken. Na nog een verkwikkende buitendouche in de laatste zonnige uurtjes, dalen we voldaan af naar de bewoonde wereld.
Elke honderd meter lager is 1 graad warmer. De temperaturen op zeeniveau voorspellen nog een week zo'n de 30 graden, véél te warm voor ons. Maar… bij Venetië staat een wonderlijke koele luchtstroom en daar is het rond de 23 graden! Dus als echte nomaden trekken we met het weer mee en die brengt ons naar de kust en… ‘de drijvende stad’.
Overweldigend
Over de Brennerpas zijn we de Zuidelijke Alpen binnen gekomen. Een kwart van het totale Alpengebied ligt in Italië. Ten oosten van Bolzano, 75 km landinwaarts, liggen de meest grillige bergketens van de Dolomieten. Dát lijkt ons een interessant gebied. Gemoedelijk slingert de weg vanaf 1000 meter naar 1500 meter. Daar zien we de skiliften de hoogte in gaan. Via ontelbare bochten volgen we deze kleurige, zwevende bakjes naar het Sella-massief. Gelukkig heb ik rijervaring in de bergen. Door de ramen zien we naaldbomen op de hellingen die al gauw overgaan in kale, ruige bergtoppen die de blauwe lucht insteken. We komen ogen te kort. Ongelooflijk! Majestueus!
Ik ervaar het als een stoere klus om ons huis door dit imponerende gebied te sturen. Klaas en ik beiden zijn blij dat hij niet meer rijdt. Het vraagt inspanning en oplettendheid, dus niet teveel rondkijken.
We zoeken naar plekjes op parkeerplaatsen langs de weg, waar ook nog een beetje rustig te wandelen valt, maar dat is niet eenvoudig. Er zijn nog steeds behoorlijk veel mensen in dit stukje Dolomieten. Wielrenners, mountainbikers, motoren en auto’s die af en aan naar wandelgebieden rijden… Deze dynamiek past ons niet.
‘s Ochtends rijden we het Sella-massief in, maar waar we ook stoppen is het druk of wordt het druk, dus als snel gaan we weer door. Zo worden we verder gedreven, de hoogte in. Ineens passeren we de Sellapas op 2244 meter, gelegen op een smalle bergrand. In alle richtingen is het uitzicht adembenemend. Ik zoek een parkeerplekje om foto’s te kunnen maken. Klaas blijft zitten, die is voor vandaag verzadigd.
Het is vol en toeristisch, dus ook hier zullen we niet blijven. Meer dan tien haarspeldbochten leiden ons weer een paar honderd meter omlaag. We hebben in één dag al vier parkeerplekken gehad en meer gezien dan we kunnen verwerken. Ik wil nog één laatste locatie proberen, want vermoedelijk komen we hier nooit meer.
En hup, weer vele haarspeldbochten omhoog eindigen we op de Pordoi-pas, opnieuw op 2240 meter. Met wat mazzel kunnen we een hoekje innemen op een grote parkeerplaats, waar campers verboden zijn, maar gedoogd worden. We sluiten ons eerst af door lekker te gaan lezen. Ons systeem moet tot rust komen.
Eind van de middag wandelen we tussen bergen die nog eens 700 meter hoger zijn. Wow, wát een indrukwekkend gebied!
In de avond daalt er een serene rust neer en voert de avondlucht een prachtig lichtspel met de bergen op.
De volgende dag wandelen we niet met al die anderen mee over de bergpaden, maar nemen we een vlakke, doodlopende weg, waar maar weinigen komen. Eindelijk kan Pinke weer lekker los lopen en wij verinnerlijken op rustige wijze deze omgeving.
Zo’n 60 miljoen jaar geleden werden de Dolomieten gevormd door het botsen van aardplaten. In zijn kleiatelier heeft Klaas het mineraal ‘dolomiet’ als ingrediënt voor glazuur en we lopen over een verlaten stukje helling om tussen het bergpuin échte dolomiet-steen mee te nemen. Het is een hard, wit gesteente, gevormd uit koraal van zo’n 250 miljoen jaar oud. Er ligt hier ook ruw, zwart gesteente. Door vulkanische activiteit tijdens de vorming van dit gebergte kwam er een laag lava over de koraalkalk heen, dat vanwege de zachtheid geërodeerd is.
Er is hier niemand. We drinken hier onze koffie en genieten.
Het weekeind begint, dus als de parkeerplaats zich weer vult, slingeren wij vermoeid het gebied uit.
Op zoek naar een mooie, natuurlijke plek worden we soms midden op een doodlopende weg geconfronteerd met loketten waar ze ineens twintig of dertig euro vragen voor we verder mogen rijden. In eerste instantie baal ik ervan, maar dit verandert als we ons realiseren dat dit heldere signalen zijn van massatoerisme. Natuur wordt op deze plekken als attractie behandeld, met veel consumptievoorzieningen en parkeerterreinen voor grote groepen mensen. Rustige natuur en wilde dieren zijn hier allang verdwenen. Dus welbeschouwd is het een heldere boodschap dat wij hier helemaal niet moeten zijn.
Maar waar dan wel?
Idealen
De afgelopen vier maanden heb ik een radiostilte ingelast. Er borrelde in mij veel weerstand over de wereld zoals die is. Innerlijke, turbulente discussies zijn op zo’n moment geen bijdrage aan de buitenwereld.
In het recreatiebos in Drente heerst de mens als koning over de natuur. Hekwerken, exotische beplanting, bouwwerken, grasvelden... De mens beslist wat waar wel en niet mag groeien, zonder enig zicht op de gevolgen voor het totale ecosysteem dat het kwetsbaar bos met haar dieren is. Ik voel ongenuanceerde boosheid en daaronder verdriet, over hoe onzorgvuldig en egoïstisch de mens met de natuur omgaat.
Het vraagt tijd en stilte om de aanhoudende aversie te doorbreken en door het wérkelijk voelen van de emoties te ontdekken welke boodschap het in zich draagt.
De destructieve gevolgen voor de aarde, door hebzucht en overheersing in onze westerse ‘beschaving’, doet me pijn. Ik ervaar het als vernietiging van het pure, het onschuldige, waar we uiteindelijk allemaal zo naar verlangen.
De pijn herinnert me aan het pure, onschuldige kind in mij dat overheerst en onderdrukt is, zoals vele mensen als kind niet erkend zijn. De overtuigingen die ik daardoor ben gaan geloven over de wereld en over mijzelf, vormen de bril waardoor ik op dit moment de wereld zie en beleef. Deze bril is echter niet de waarheid en het geloof erin creëert steeds weer dezelfde ervaringen.
Wat er gebeurt in de wereld zegt niets over wie ik werkelijk ben, het is niet wie wij werkelijk zijn. Pas wanneer we de waarheid herinneren over onszelf, kunnen we met een frisse blik naar actuele situaties kijken en de waarheid in de wereld zien.
Klaas vat de uitkomst zo eenvoudig-mooi samen:
‘De realiteit onder ogen zien, maar niet je idealen verliezen’.
Na het doorleven en begrijpen van mijn emoties ontstaat er ruimte voor de keuze: Ga ik door met vechten tégen iets of zet ik mijn energie in vóór iets, passend bij mijn waarden?
Met aandacht voor onze idealen richten we ons op het afmaken van het atelier. Klaas doet de afbouw en samen bedenken we de inrichting. Het wordt een heerlijk licht werkatelier van 30 m2. Al Klaas zijn (opgeslagen) kleiwerken hebben nu een plek. En ook zetten we weer een stap verder in ontspullen: ruim 100 kilo vloeit terug in de wereld van recycling.
Om mijn hart te voeden neem ik ruimte om me te laven aan een kleine, natuurlijke leefwereld: in mei bloeiden er wel 15 soorten inheemse bloemen op ons perceel. Wauw! Ik wist nooit dat er zoveel kruiden konden bloeien in bebost gebied. De puurheid, de natuurlijke schoonheid van bloeiende kruiden liften mij op!
Bosbeheer brengt me robuuste, aardse bosarbeid; het is vervullend om natuurverstoringen te herstellen. Het creëren van een drinkvijver met Drentse keien is een heerlijk project en ik ontdek het subtiele evenwicht van zo’n ecosysteempje. Het dagelijkse gebruik ervan door reptielen en vogels is kostelijk om te aanschouwen!
Trouw handelend maar mijn idealen heb ik, naast de focus op mijn individuele ontwikkeling, mijn creatieve inzet gebruikt voor het maatschappelijk belang met een nieuwe bos(b)ode. Drie maanden lang heb ik er gemiddeld 20 uur per week aan gewerkt en daarnaast zo'n € 1000,- onkosten gemaakt. Het leven vanuit idealen, zonder krampachtige gedachten over tijd en geld, voelt bevrijdend. Door Klaas leer ik deze lessen over leven in overvloed. Die man is zo genereus.
We hebben 1000 gedrukte exemplaren verspreid onder alle eigenaren in ons natuurgebied en in het dorp. De digitale versie (hier te openen) dient bovendien ter communicatie met instanties, waar wij het natuurbelang onder de aandacht brengen.
Moe en voldaan ronden we ons verblijf in het bos af. Vier maanden Nederland is meer dan genoeg. Dus… we pakken ons reizende bestaan weer op met een nieuwe bestemming voor de komende acht maanden: BELLA ITALIA.
We zien uit naar de ontdekking van een nieuw gebied.
Onze hippiecamper doorkruist de Alpen. Zo’n 3D landschap is altijd een beetje bizar voor ons 2D-laaglanders. Het mobiele huisje van 12m2 beweegt over de hoge viaducten, die diepe valleien overbruggen en tussen de oprijzende, groene bergen. De zon en regen onderweg geven schitterende wolkenluchten. Met zo’n 16 graden is het lichtelijk fris.
In de Italiaanse Alpen kunnen we gaan bijtanken van een enerverende tijd. Langzaam terugschakelen door te luieren, koffiedrinken en wandelen in de natuur en als we wat uitgerust zijn ontstaat er weer ruimte voor lezen, studeren en schrijven… In dit ritme zullen we thuiskomen.
In de Dolomieten zal zal de temperatuur boven de 1000 meter hoogte weer aangenaam worden, tot voorbij de 20 graden. Hopelijk zijn de meeste vakantiegangers naar huis en kunnen wij rustig genieten van de omgeving; van de lieflijke alpenweiden tot grillige bergketens.
De mensenwereld
Tijdens het rijden van Zuid Spanje naar Nederland heeft Pinke het moeilijk. Ze vindt auto rijden niet fijn, zeker niet wanneer we harder dan 80 km per uur gaan. Ze zit laag tussen onze stoelen, aan een tuigje in haar mandje. Dit is veilig. Op de vele slecht onderhouden wegen in Europa schudt en schommelt, rammelt en bonkt haar huisje. De wind raast op de snelweg om de camper heen. Alles voelt voor haar onveilig. De afgelopen jaren heb ik al heel wat uitgeprobeerd om het aangenamer voor haar te maken, zonder succes. Ze krijgt voor het rijden twee natuurlijke middeltjes die haar ietsje kalmeren. Aangezien ik altijd rijd, legt Klaas zijn kalmerende hand op haar gedurende het rijden, waar Pinke zich omheen krult.
Deze dagen neemt haar rijstress meer en meer toe; een hele snelle, hoorbare ademhaling, kwijlen en trillen over haar hele lijfje tijdens de lange ritten. Zó naar om te zien, daarom beperken we ons tot 2 à 3 rij-uren per dag. Ik voel me verantwoordelijk voor Pinke en besteed veel aandacht aan het wegnemen van haar angst. Niets helpt. Haar spanning is continue aanwezig, ook als we niet rijden. Ze wil nauwelijks nog eten. Alleen voor Pinke stoppen met ons reizende bestaan is geen optie, hoe dierbaar ze me ook is...
Al rijdend ben ik aan het bespiegelen wat er gebeurt en ik doorzie dat mijn focus op Pinkes angst, deze juist voedt. Door me op haar angst te richten, bevestig ik Pinke dat er iets aan de hand is om angstig voor te zijn. En ik maak háár angst tot mijn angst. Met dat inzicht ondervraag ik mijzelf: 'Wie ben ik zónder gedachten over Pinkes angst?' Waarop acuut in mij openheid en ontspanning ontstaat, terwijl Pinke nog net zo angstig is. Ik besef dat ik Pinke haar angst niet kan oplossen, door me erop te focussen. Met dat inzicht verander ik mijn handelen. Vooraf zeg ik tegen Pinke: ’We gaan rijden. Jij mag het samen met Klaas doen en ik ga je liefdevol negeren’. Het is een heuse oefening om me gedurende deze reisuren in warmte en ontspanning met haar te verbinden, zónder haar extra aan te halen of gerust te stellen. En terwijl dit voor mij beter is, verandert er zowaar ook iets bij Pinke: ze trilt minder vaak, kwijlt niet meer en begint weer iets te eten. Ook zie ik dat haar lijfje zich ’s nachts beter ontspant. Haar angst is tijdens het rijden niet weg, maar beter hanteerbaar. En zo wordt het rijden voor mij een soort van urenlange staat van meditatie: ‘Wie ben ik zonder mijn gedachten?'
In totaal zullen we deze reis nog geen 8000 kilometer rijden, sinds ons vertrek zomer 2020. De route noordwaarts telt de laatste 2200 kilometer. De omschakeling vanuit de natuur en de situatie met Pinke zijn vermoeiend. Het fijne van een camper is dat we het bed bij ons hebben. Langs de tolweg nemen we spontaan pauze. Met de gordijntjes dicht is de buitenwereld weg en we slapen twee uur lang. Verkwikt rijden we in de avond verder.
Op de dag dat we de Belgische grenzen zonder formaliteiten kunnen passeren, rijden we over de bizar drukke wegen naar zuid Nederland. Als ik de volgende ochtend wakker wordt heb ik flinke spit in de rug, door de spanning in het gevaarlijk drukke verkeer. In natuurgebied de Biesbosch ontspannen we met het zicht op andere trekvogels. Onze moeite om bevers te spotten wordt niet beloond, dus bevredigen we online onze nieuwsgierigheid met het filmpje ‘Bevers in de Biesbosch’.
Sinds de laatste boodschappen zijn we tien dagen in afzondering geweest. Dus we ontmoeten, buiten op 1,5 meter afstand, Klaas z’n kinderen. Het weerzien is vertrouwd. Bewust afstand houden vraagt wel een onnatuurlijke alertheid, waar we lánge tijd nauwelijks aan hebben hoeven denken. Later kunnen we, wanneer we ingeënt zijn en de coronacijfers gedaald, hopelijk ook weer Klaas’ kleinkinderen in de armen sluiten.
Wanneer we in noord Nederland ‘ons’ recreatiebos inrijden is het druk met vakantiegangers. Het huisje op het bosperceel naast ons is verhuurd. Er staat vreselijk harde muziek aan, de lege bierblikjes liggen overal verspreid, zo’n 15 twintigers staan dicht op elkaar, er wordt gelald en geschreeuwd en we zien ze bij een ander huisje hout jatten voor een groot vuur…
‘Welkom terug in de bewoonde wereld!’ Onmiddellijk zitten we midden in de lessen van aanvaarding van de mensenwereld die men ‘Westerse beschaving’ noemt.
Na alle natuur waarin we verbleven hebben, ervaren we ons bosperceeltje van 2500 m2 als klein. Alhoewel alles nog vrij kaal is, vinden we het hele gebied wél bosrijker dan we in onze herinnering hadden. Tot onze verrassing merken we dat er reetjes op ons bosduin hebben overwinterd, tot de toeristen de rust verdreven. We zien sporen van ligplekken, een enkel aangevreten jong boompje en keutels. Wat een eer! Hieraan is de winst merkbaar van het hekwerk dat we verwijderd hebben én het aangeven dat er natuurherstel plaatsvindt, waardoor mensen er niet meer doorheen lopen.
Na een lange periode van droogte heeft Drenthe de hoogste alarmfase van natuurbrandrisico. Tegelijk is het de koudste aprilmaand in 35 jaar. Met tien graden is het veel kouder dan gemiddeld. Door deze factoren loopt de natuur vier weken achter. De kou blijft nog even en gelukkig voor het bos begint de neerslag, in de vorm van flinke regen en hagelbuien. Koud!!
Deze omstandigheden maken wel dat de inheemse jonge aanplant van dennetjes, heide, Europese vogelkers en esdoorn met grote kluit nog over gezet kan worden, om zo ons bos te verbeteren. Het verwondert me nog steeds dat ik daar zoveel vreugde en vervulling in vind.
We maken het atelier leeg, waarna Klaas begint met het schuren en krabben van de houten wanden. Binnen twee dagen hebben we flinke spierpijn. Soms manen we onszelf tot rust of anders dwingt het lijf ons ertoe. En… het tweepersoons ligbad is verrukkelijk! Het oude schaftkeetje hebben we ingericht tot een groene oase. Kunststof plantjes, kaarsen en grote natuurfoto’s verwarmen ons, evenals het elektrisch verwarmde water door de ‘instant heater’. Dat is een soort cooker voor grote hoeveelheden water. Vanwege wintervorst is een gasgestookte CV-ketel niet wenselijk, dus hebben we ons jaren geleden van het gas laten afsluiten. Onze manier van leven maakt dat we momenteel 1100 KwH per jaar gebruiken en vanwege belastingvermindering op electriciteit die energiebesparing moet bevorderen, krijgen we momenteel zelfs geld terug!
Met Pinke ga ik ter controle naar de dierenarts. Haar gewicht is oké en urine- en bloedonderzoek tonen geen grote afwijkingen. Ze mag weer gewoon hondenvoer en nu alles wat normaler wordt, komt dat ook haar eetgedrag ten goede.
Klaas ontvangt zijn eerste Pfizer-vaccinatie en merkt totaal geen bijwerking.
Bij mij heeft zich een pijnlijke oorontsteking ontwikkeld, waarbij het dichte oor me ook slechthorend maakt. De symbolische betekenis ervan schijnt te zijn: ’je willen afsluiten voor indringende invloeden van buitenaf’. Dat zou nog best eens kunnen kloppen, dus ik geef mijzelf de nodige ruimte tot cocoonen.
Terug te midden in de wereld van mensen, bezit en doelgerichte activiteiten, voelen we dat het peil stresshormonen (zoals adrenaline, cortisol en noradrenaline) hoger is. Deze maken de mens alert en energiek, maar hebben tegelijk als bijwerking: minder slapen, een dwingende focus op prestaties en een toename van impulsiviteit, waardoor sneller conflictjes ontstaan. Zo ook bij ons, maar het weer bijleggen is een vaardigheid die ook charme heeft.
We merken dat het nu bewust aandacht vraagt om onze geest tot rust te brengen en de stilte toe te laten, die nodig is om de schoonheid van dit stukje natuur te ervaren. En we worden beloond! Tussen het mos, de dorre bladeren en ‘stikstofgras’ zien we in de loop van de week de eerste bloemetjes aan de bosrand zich openen: de witte akkerhoornbloem en klaverzuring, het gele speenkruid, de blauwe maagdenpalm en hondsdraf en de roze dagkoekoeksbloem. Ook alledaagse paardenbloemen heb ik leren waarderen, want dit is een zeer belangrijke voedingsbron voor insecten na de winter.
In zuid Europa hebben we dan wel de otter en de Iberische lynx gespot, maar nu ontdek ik hoe mooi de gewone bruine kikker is, die bij het drinkvijvertje bivakkeert. In de verschillende vogelhuisjes nestelen de families koolmees en pimpelmees. We genieten ook van de nieuwsgierige roodborstjes, de bonte specht, de wat lompe Vlaamse gaai en de schuchtere goudvinkjes.
We zijn fysiek al 1,5 week hier, wanneer het gevoel komt dat we ook mentaal thuis komen op ons landje.
De bruine kikker